Op de dag dat mijn vader van een lange reis naar huis kwam tuurden we
ieder half uur naar de NACO-bus, die in de Watertorenweg en in het zicht
van ons huis stopte. Onder de bus door konden wij aan de broek en schoenen
zien of hij al dan niet was uitgestapt. Bruine schoenen... nee, die droeg
hij niet. Grote groene laarzen... ook niet. Een donkere broek met vouw en
gepoetste schoenen.dat moest hem zijn en ja hoor, daar kwam hij achter
de bus vandaan met op zijn schouder een grote tros groene bananen. Mijn
moeder en zussen werden gezoend, de jongens, hoe klein ook, kregen een
hand. Mannen zoenden elkaar niet in de stoere Derreper visserfamilies.
De tros met groene bananen werd opgehangen in de kledingkast naast de
schoorsteen van de ouderslaapkamer, veilig achter slot en grendel. Ondanks
al die voorzorgsmaatregelen lukte het ons feilloos om geen enkele banaan
geel te laten worden. De aantrekkingskracht van dit exotische groenvoer was
voor ons onweerstaanbaar.
De avonden waren gezellig en vader kon eindeloos vertellen. Sommige
verhalen zijn mij als de dag van gisteren bijgebleven.
Eens lag zijn schip 'Nigerstroom' op een rede van West Afrika voor anker. De
lading stukgoederen werd daar gelost op kleine bootjes van de plaatselijke
bevolking die langszij voeren. Mijn vader was bootsman en moest erop toezien
dat de inboorlingen niet aan dek kwamen. Hij had daar een unieke methode
voor bedacht. Zodra de Afrikanen over de verschansing klommen sprong hij
grommend naar voren met zijn kunstgebit ver uit de mond gestoken. Het
effect was afschrikwekkend genoeg om alle dekklimmers de stuipen op het
lijf te jagen en over boord te laten springen.
Vaak werden de avonden doorgebracht met figuurzagen. Een geliefd
zaagproject was een kapstok met daaropSneeuwwitje en de zeven dwergen'
Ook de randen van de uitgeschoven tafel werden onbedoeld voorzien van
zaagsneden en soms ook het tafelkleed.
Tussen de reizen door of als er geen werk was ontwierp en breide mijn vader
visnetten voor een rederij in IJmuiden. De werkzaamheden gingen vaak
door tot diep in de nachtelijke uren. Een achturige werkdag bestond thuis
niet en ook 's zaterdags werd er gewerkt. Tussen de middag en na schooltijd
hadden mijn zus Ina en ik de taak om de houten breinaalden te vullen met
manilla-touw zodat vader 's nachts met een volle kist met naalden door kon
werken. Het scherpe touw mocht niet te los op de naalden gewikkeld worden
en voortdurend klonk de aanmaning: "Staiver antrekke". We deden ons best
het touw zo strak mogelijk op de houten naalden te wikkelen. Onze handen
80 Geestgronden, 25 (2018), nr. 2/3