op te leggen. Indien ik onder deze beroerten in de Nederlanden iets gedaan
of toegelaten heb dat hiermede in strijd schijnt, dan is het toch geschied
met waarachtig goede bedoeling om God en Uwe Majesteit te dienen en om
tegemoet te komen aan de nood der tijden. Daarom bid ik Uwe Majesteit
mij te vergeven en medelijden te hebben met mijn arme vrouw, kinderen en
bedienden, met het oog op mijn vroegere diensten. In welke hoop ik mij thans
in Gods genade aanbeveel.
Uit Brussel. Ter dood bereid. 5 juni 1568. Uwer Majesteits nederige en
getrouwe vazal en dienaar, Lamoral degmond'
Al zijn bezittingen werden verbeurd verklaard. Zijn stoffelijk overschot
werd in Zottegem, een van zijn bezittingen, bijgezet. Zijn weduwe bleef
met haar kinderen in behoeftige omstandigheden achter, maar kreeg later
een jaargeld van Filips. Zij overleed op 19 juli 1578 in Antwerpen en werd
bij haar echtgenoot begraven, Haar spreuk was: Malheur me suit', ongeluk
achtervolgt me. Fruin eindigt zijn verhaal over het voorspelaldus: Het
voorspel was geëindigd. De tragedie ving aan.En daarmee begon dus de
periode van de Tachtigjarige Oorlog waarin ons land een zelfstandige en
gerespecteerde republiek werd.
Terugblik
Terugblikkend op deze hernieuwde zoektocht naar Egmont vallen me vooral
weer de persoonlijk aspecten op. Als student kreeg ik de opdracht om uit te
zoeken hoe het precies zat met de reis van Lamoraal van Egmont naar Spanje
in het begin van 1565 in de aanloop naar het uitbreken van de Tachtigjarige
Oorlog. Dat was toch wat anders dan het voorgaande geschiedenisonderwijs
dat vooral op kale feiten was gebaseerd. Bronnenonderzoek en de kritische
beschouwing daarvan waren de belangrijkste onderdelen van de universitaire
scholing. Dat Presser daarbij als een der eerste aandacht schonk aan de zgn.
''egodocumenten', dwz. al die persoonlijke uitingen van direct betrokkenen
is me altijd bijgebleven. Vandaar dat ik nogmaals de reis van de wat ij dele
'goedbloed' Lamoraal van Egmont heb beschreven met zijn dramatisch einde
dat hij absoluut niet had vermoed, maar hem toch ook een zekere tragische
allure geeft.
Bronnen
1. Algemene Geschiedenis der Nederlanden (AGN), (1949-1958), onderredactie van
J. A. van Houtte, J.F. Niermeyer, J. Presser, J, Romein en J. van Werveke, Uitgeversmij
W.de Haan Standaard Boekhandel, Utrecht/Antwerpen. De voetnoten verwijzen o.a.
Geestgronden, 25 (2018), nr. 2/3
77