De missie van Lamoraal
Zijn talenten lagen echter niet op het diplomatieke vlak. Hij was vooral een
succesrijk en gewaardeerd militair. Voorts was hij nogal ijdel en gevoelig
voor vleierij. Granvelle had hem eerder omschreven als een vriend van
rook'. Fruin houdt het bij opgeblazen goedbloed'. Vanuit Spanje berichtte
Egmont opgetogen over hoe hij werd ontvangen, over de eer die hem werd
bewezen en over de vele geschenken. Na drie maanden keerde hij eind april
1565 in Brussel terug. In feite met lege handen, want ondanks dat Filips
naar hem had geluisterd, zou hij pas later op de verzoeken reageren. Zijn
vrienden in de Raad van State brachten Egmont aan het verstand dat hij
was bedot en dat er niets concreets was toegezegd. Egmont was niet alleen
lichtgelovig, maar ook zeer beïnvloedbaar. Op hoge toon voegde hij zich
weer in het verontwaardigde kamp van de hoge edelen. Dat kwam hem later
duur te staan. Toch was er in de zomer van 1565 nog enige hoop dat Filips
met sommige plannen of met verzachting van de plakkaten zou instemmen.
Het bleef lang stil. Filips had zijn handen vol aan de strijd tegen de Turken
op de Middellandse zee. Om die reden zagen sommigen in onze streken hen
zelfs als bondgenoot omdat ze Filips elders bezig hielden;Liever Turks dan
Paaps'.
De brieven uit het bos van Segovia
Begin november arriveerden in Brussel de Brieven uit het bos van Segovia
gedateerd 17 en 20 oktober midden in de festiviteiten ter gelegenheid van het
huwelijk van de zoon van de landvoogdes, Alexander Farnese. Margaretha
vermoedde wel wat de reactie zou zijn en hield de brieven nog een paar
dagen onder zich, maar moest ze tenslotte toch in de Raad van State bekend
maken. Geen enkel verzoek werd ingewilligd, integendeel, geheel in de geest
van het in 1564 afgesloten Concilie van Trente zette Filips met alle middelen
in op het handhaven van de eenheid van kerk en geloof. De leden van de
Raad van State achtten zich persoonlijk beledigd, omdat hun oprechte ideeën
en voorstellen geen enkel gehoor hadden gevonden. Margaretha en Viglius
probeerden nog openbaarmaking uit te stellen, maar de edelen drongen juist
aan op publicatie in de verwachting dat het tot veel onrust zou leiden.
In het proces van de Raad van Beroerten tegen Egmont in 1568 was dit een van
de beschuldigingen, dat hij had aangedrongen op voortijdige bekendmaking
van de brieven. Op grond hiervan luidde de aanklacht: crimen laesae
majestatis et rebellionis'oftewel majesteitsschennis en opstandigheid.
Nu de kwestie voornamelijk werd teruggebracht tot het handhaven van
het bestaande geloof via inquisitie en vervolging kreeg het geheel vooral
emotionele kanten.
74 Geestgronden, 25 (2018), nr. 2/3