Bleekvelden
De bleekvelden werden doorsneden door gietsloten, die gevuld waren met
schoon duinwater afkomstig uit al dan niet gegraven welsloten. Sloten
waardoorheen het week- en spoelwater, het afgewerkte loog en het zure
melkwater kon afvloeien, ook wel stinckert of styncksloot' genoemd,
mochten daarmee natuurlijk niet in verbinding staan. Rond de bleekvelden
werden soms sloten gegraven om konijnen te weren. Ook waren er heggen
om beschutting te bieden tegen de wind of stuivend zand; ze werden laag
gehouden om geen schaduw te werpen op de bleekweiden. De duinen in de
buurt van de blekerijen werden beplant om het stuiven van zand tegen te
gaan.
Afb. 5 LinnenblekerijLinks twee blekersknechten, die met een hoosspaan
water uit de gietsloot uitgieten over het linnen. Op de voorgrond drie
blekersmeiden, die het linnen uitleggen op de bleekweide. Een van de meiden
heeft houten pennen in de hand, waarmee het linnen werd vastgezet, zodat het
niet weg kon waaien. Meer naar achteren zien we het wringrad. Rechtsachter
voeren blekersmeiden op een kruiwagen linnen aan om uitgelegd te worden.
Detail uit: Het Huis, op de Lywaat-bleekery van de wed: Louis Gunst, op de
Glipdoor Joseph Charles, 1797. Bron: Beeldbank Noord-Hollands Archief
NL-HlmNHA_53003495.
Het bleken
Bij het bleken ging men als volgt te werk. Om het ergste vuil uit de van
elders aangevoerde weefsels en spinsels te verwijderen, werd het ruwe linnen
geweekt in een grote houten kuip met verdund loog. Als loog werd potas
gebruikt, dat meestal via Amsterdam vanuit Scandinavië werd aangevoerd.
Hierna werd het linnen gewassen, in het spoelhuis gespoeld met stromend
water, buiten op het erf uitgewrongen met het wringwiel op de wringbok
en vervolgens gedroogd door het uit te leggen op gras (Afb. 5). Voor het
62
Geestgronden, 25 (2018), nr. 2/3