Iedereen in de Egmonden kent de Weg naar de Bleek. En ais je zei dal je naar
de Bleek ging was het duidelijk waar dat was. Maar dat er aan die benaming een
geschiedenis van 350 jaar kleeft is niet algemeen bekend. In onderstaand artikel
beschrij ft Kees Floor de geschiedenis van de blekerijen rond Egmond.
Kees Floor
BLEKERIJEN IN EGMOND
Van de zestiende tot en met de achttiende eeuw waren er in Nederland
talrijke blekerijen. Sommige daarvan vervulden een functie die inmiddels
door wasserijen of thuis door de wasmachine is overgenomen: het reinigen
van gebruikte, gedragen kleding. Dit soort blekerijen vond je overal in het
land. Andere maakten deel uit van een tak van nijverheid. Daar werd nieuw
geweven, ruw linnen schoner en witter gemaakt, om vervolgens voor eerste
gebruik verhandeld te worden. De stad Haarlem was een van de centra van deze
linnenindustrie en de bijbehorende handel(1); de linnenblekerijen waren onder
andere gevestigd in omliggende gemeenten, of door afvalwaterproblematiek
gedwongen geweest daarheen uit te wijken. Het gebied met blekerijen was
echter omvangrijker en strekte zich uit langs een groter gedeelte van de kust,
van Katwijk in het zuiden tot Egmond in het noorden. Het ruwe linnen werd
veelal geïmporteerd uit het buitenland, om vervolgens in Holland gebleekt,
verhandeld en geëxporteerd te worden.
Het Haarlemmer wit, in het buitenland bekend als toile de Hollande, was van
uitstekende kwaliteit en had een goede naam. Ook het in Egmond gebleekte
linnen gold als Haarlems, omdat de handel via dat centrum verliep.
Ideale omstandigheden
De binnenrand van de duinen bij Egmond en elders langs de Hollandse
kust was zeer geschikt voor de vestiging van linnenblekerijen. In voorjaar
en zomer was er helder licht en zuivere lucht in overvloed en het regende
er minder vaak dan meer landinwaarts. Verder had het beschikbare, schone
duinwater de ideale samenstelling. Daarnaast waren de geestgronden na
egalisatie gemakkelijk om te vormen tot bleekvelden met gelijkmatig, stevig
gras en een effectieve, natuurlijke waterafvoer. Op de hoger gelegen nollen,
met meer windvang en de mogelijkheid het linnen op het zuiden te richten,
konden de stoffen gedroogd worden. Vlakbij lag het Hollandse polderland,
waar de melkveehouderij de zure melk en wei kon aanleveren die eveneens
een rol speelden bij het bleken.
Geestgronden, 25 (2018), nr. 2/3
61