van de Staten van Holland verkocht in verband met schulden.'5Lamoraal
II leeft ondanks omvangrijke schulden op grote voet. Bij de verkoop wordt
bepaald dat dijken die aan het verkochte land grenzen onderhouden moet
worden door de nieuwe eigenaar. De overige beheerkosten vallen aan het
polderbestuur. De kosten worden omgeslagen in minder evenredigheid naar
de ingelanden met oud land dan die van nieuw land. Het polderbestuur wordt
heringericht. In het bestuur zitten drie molenmeesters en vertegenwoordigers
van zowel oud als nieuw land. De schout van Egmond zit voor.(52) De Sta-
ten-Generaal beslissen op 5 januari 1605 dat de drie Egmonden net als de
andere goederen zullen worden verkocht en het graafschap wordt ontbon
den. Lamoraal II weigert, waardoor een gerechtelijke uitspraak nodig is.
Aangeklaagd door een drietal crediteuren wordt Lamoraal II veroordeeld
en de goederen verkocht. De eigendomsoverdracht voor de leenkamer ge
schiedt nu bij onwillig decreet van het Hof van Holland van 22 en 23 oktober
1607.(53) Zijn zus Sabina van Egmont vrouwe van Beijerland zal in 1607
de ambachtsheerlijkheid Egmond uit de boedel opkopen. Lamoraal II van
Egmont vertrek dan naar zuidelijke oorden.
Slotsom
Vol goede moed zijn Hendrik van Brederode en Lamoraal van Egmont met
de plannen voor de droogmaking begonnen, waarbij Egmont het initiatief
neemt. Dan, op het toppunt van hun macht, kunnen ze niet weten dat het in
een tijdsbestek van vijfjaar heel anders zou lopen. Bij aanvang van de droog
making (1562) verbindt Egmont zich in de machtsstrijd met Granvelle aan de
Liga van Edelen en in januari 1565 gaat hij naar Spanje om koning Philips
II te spreken. Brederode staat dan in voor zijn reis. De droogmaking is dan
volop in uitvoering. Bij terugkomst van Egmont staan de heren in het geschil
met Alkmaar voor landvoogdes Margaretha van Parma, die op 20 augustus
1565 uitspraak doet.(54)
Hendrik van Brederode biedt, als aanvoerder van het Compromis, op 5 april
1566 het eerste Smeekschrift aan de hertogin van Parma. Eind 1566 kiest
Egmont definitief het kamp van de koning. Om Brederode na diens mislukte
omwenteling van Amsterdam in het vooijaar van 1567 te redden, bemiddelt
Lamoraal van Egmont op de achtergrond echter vergeefs bij de landvoogdes.
Ondanks het feit dat de heren politiek tegenover elkaar zijn komen te staan,
blijft de persoonlijke, onderlinge (ridderlijke) band.(55) Echter, binnen een
jaar komen beiden heren te overlijden. Het is hen niet gegund de vruchten
te plukken van de droogmaking van het Berger- en Egmondermeer. Door de
oorlogshandelingen in de jaren die nog zouden volgen, verarmden beide oud
Geestgronden, 25 (2018), nr. 1 43