de Abdij geen rol. Met de uiteindelijke schriftelijke regelingen van mei en
augustus 1565 wordt onder andere de Korte Sloot afgedamd en verliest de
Kwakelsluis haar functie. Daarentegen hadden de Abdij en het aangrenzend
land op het Berger- en Egmondermeer bij de komst van de twee molens in
1532-1533 juist inspraak bij de regeling van het watemiveau in het meer.(44)
Vervolg aanspraak gronden
Het stadsbestuur van Alkmaar neemt echter geen genoegen met de
uitspraak van de landvoogdes en blijft het bij het Hof van Holland juridisch
aanspraak maken op een deel van de gronden.(45) Tussen de Berger- en
Egmondermeer zijn de eilanden Ravenpoler (Tymens- en Rijgersbos)
en Robonusbospolder (Robonsbos) omsloten door de Berger-ringvaart
en de Egmonder-boezemvaart. Na de droogmakerij wordt dit stuk land
Monnikenpolder genoemd. Bij aanvang van de droogmakerij wordt dit land
bij de Egmondermeer gerekend. Op de kaart uit 1624 van het nog niet droog
gemaakte Berger- en Egmondermeer, naar een kaart uit 1541 van Gerrit Dirksz.
Langedijk die destijds in het stadhuis van Alkmaar zou hebben gehangen, is
duidelijk een Alkmaarse grenslijn getrokken om de latere Monnikenpolder.
Alkmaar geeft al vroeg aan waar voor hun de bangrens ligt in het meer. De
kaart van Louris Pietersz.<46) van het Berger- en Egmondermeer met haar
eilanden (omstreeks 1550) voert het stadsbestuur aan als bewijs. Hierop staat
een grenslijn aangegeven zoals de stad Alkmaar dat ziet; van de Koedijker
Vaart in zuidwestelijke richting. Het omvat zelfs het schiereiland Molenland
en Engeland. In de stukken over het geschil wordt hierover gezegd dat in
de Weylcamp een steen sou leggen, die sou zijn de Banscheydine tusschen
Alkmaer en Bergen royene op de Wimmenumer capel, dat bij volgens een
accoort sou geleyt zijn.. .'(47) Het gaat dus om de lijn vanaf het punt waar de
Koedijker Vaart doorgebroken is geweest, het wiel in de dijk, richting de kapel
op Wimmenum van Cosmas en Damianus. De voorlopige uitspraak van het hof
komt in 1597 met de toewijzing aan Alkmaar van de noordoostelijke deel van
het Egmondermeer, waaronder de Monnikenpolder.(48) Het Maalwater wordt
in 1591 een zelfstandige polder.(49) De oud ingelanden van de voormalige
Wilgeneilanden hebben op 20 august 1590 een verzoek gedaan bij de het
huis Van Egmont vertegenwoordigd door Sabina van Egmont vrouwe van
Beijerland, de dochter van Lamoraal. Zij zouden de bedijking moeten hebben
verhoogd en de afwatering hebben vernieuwd met een molen, omdat het
water niet meer kan afwateren op de Egmondermeer, maar nu gebonden is
aan het boezemwater van de Hoevervaart. De superintendent van het huis
Van Egmont geeft het nieuwe land van de Maalwater in eeuwigdurend
40
Geestgronden, 25 (2018), nr. 1