Op deze langgerekte strandwal zullen eeuwen later de plaatsen Limmen, Hei-
loo en de stad Alkmaar ontstaan. De strandwal bestaat uit zandgrond, welke
boven de vochtige veen- en moerasgronden uit steekt. Op deze gronden is al
vroeg sprake van bewoning. Het zeegat slibt langzaam dicht door aanvoer van
waddenslib en zand. Rond 1.000 v. Chr. ontstaat op de hoogte van Egmond aan
den Hoef en Egmond-Binnen een aaneengesloten strandwal in een wadden
landschap. Het Oer-IJ verschuift richting Egmond met verschillende mon
dingen naar zee. De naam Egmond zou haar naam vermoedelijk aan zo'n
riviermond, de Hec of Egge, te danken hebben. De Roosloot aan de zuid kant
van Bergen zou een overblijfsel van één van de riviermonden kunnen zijn.(2)
De vorming van de hogere zandgronden zorgt voor een lagergelegen veen-
en merengebied ten noordoosten van Egmond. Deze wordt omsloten door de
oude lage duinen aan de zeekant (west), noordelijk de oude zandhaakwal van
Bergen en aan de oostkant de oude strandwal, nu geestgronden genoemd, met
Alkmaar, Heiloo en Limmen. Het is een vochtig veengebied met afwatering
via de mondingen naar zee.
De riviermonden zullen pas rond 1.000 na Chr. definitief verzanden door de
komst van nieuwe hogere zeeduinen. Het kwelwater uit de jonge zeeduinen
en het hemelwater stroomt dan voornamelijk af via de Rekere, een rivier
die noordelijk via de Zijpe uitmondt in de Noordzee. De mondig zorgt voor
kleiafzetting in het Berger- en Egmondermeer. In 1105 werpen monniken
van de Abdij van Egmond de Limmer zanddijk op, het smalste punt tussen
de westelijke duinen en de Limmer geestgrond. De Egmonder Abdij gebieden
worden zo beschermd tegen het water uit de omgeving van overblijfselen
van het Oer-IJ uit het zuiden. De Nicolaasvloed van 1196 bezorgde grote
wateroverlast in het omsloten gebied. Het water komt dan noordelijk vanuit
de Zijpe het gebied in, waar normaal juist het water afstroomt. Al eerder heb
ben verschillende vloeden het gebied geteisterd. Graaf Dirk VII van Holland
geeft na de vloed van 1196 opdracht voor de aanleg van de Kogen- en Reker-
dijk om het gebied te beschermen. Zijn broer graaf Willem I heeft dit werk in
1212 afgemaakt.(3) De dijken sluiten het gebied aan de noordoostkant af van
Bergen tot en met de stad Alkmaar. De stad ligt op de oostelijke hoger gele
gen strandwal. Wat overblijft is een groot meer met hoger gelegen eilanden.
Het veen is dan al voor een groot gedeelte verdwenen door het inklinken van
de bodem, veenafgraving en het wegspoelen. Het overtollige water van het
meer wordt na de afsluiting afgevoerd via de later genaamde Molensloot en
Melksloot met een keersluis op de Rekere en de Lange- en Korte Sloot door
de Kwakelsluis aan de noordkant op de stadgracht van Alkmaar. Het water
loopt vervolgens af naar zee, eerst via de Zijpe, en later via de Schermer.
Geestgronden, 25 (2018), nr. 1
19