te krijgen. Ze was bereid de verbetering van de weg voor haar rekening te nemen, evenals blijvend de kosten van onderhoud voor de weg, de pompen, het tolhuis, twee bruggen en zeven duikers. Wel vroeg ze de toenmalige eigenaren/onderhoudsplichtigen om een bijdrage gedurende de periode waarin een voor de aanleg van de weg af te sluiten lening moest worden afgelost, waarschijnlijk niet langer dan 15 jaar doch ten hoogste 18 jaar. Het polderbestuur van de Bovenpolder zegde daarop 50 gulden per jaar toe voor maximaal 18 jaar; de dijkgraaf en heemraden van de Egmondermeer 100 gulden per jaar voor ten hoogste 15 jaar(3a). Daarbovenop droeg de gemeente Egmond-Binnen 100 gulden per jaar bij gedurende 18 jaar, omdat ook zij dacht bij de onderneming profijt te zullen hebben. Koninklijke besluiten Voor het aangaan van leningen moesten gemeenten destijds goedkeuring vragen aan de Koning. In juli 1845 kreeg de 'stedelijke regering'van Alkmaar toestemming voor haar plannen (4a); de accordering van het project van de gemeente Egmond aan Zee, dat eigenlijk vooral zinvol was als de weg naar Alkmaar er ook kwam, volgde nog geen maand later (4b). In beide gevallen ging het om een geldlening van 18.000 gulden en de oprichting van een tol. De tolheffing was uitsluitend bestemd voor het onderhoud van de weg en voor rente en aflossing van de lening waarmee de aanleg was betaald. Afb. 6 Tolboom en tolhuis te Egmond aan Zee, 17 juli 1898. Bron: Beeldbank Noord-Hollands Archief, fotonummer NL-HlmNHA_559_001514. Geestgronden, 24 (2017), nr. 4 117

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2017 | | pagina 15