tievelijk Willem Scholten en Arie Wittebrood, ook allebei arbeiders en de jongste zoon Ab was bij het overlijden van zijn moeder nog maar 15. In tijden van tegenspoed kon men dan ook nauwelijks terugvallen op familieleden. Ze hadden allemaal moeite om het hoofd boven water te houden. Gerrit en Arie trouwden allebei met een dochter van de veehandelaar Arie Admiraal (Gerrit met Antje en Arie met Nel). Zowel Gerrit als Arie komen we tegen in de archieven van de Vincentiusvereniging. Gerrit krijgt vanaf 7 oktober 1913 gedurende meerdere periodes ondersteuning in de vorm van eieren en melk. Op 5 april 1914 bedankt Gerrit voor verdere ondersteuning, maar we zagen eerder al dat ze in 1914 ook geld kregen van het armbestuur voor de verpleegkosten van Antje. Ook in 1920, 1921 en 1922 komt het ge zin van Gerrit regelmatig in aanmerking voor ondersteuning in de vorm van melk. Zo bespreekt 'broeder' Van den Berg het gezin van G. Zoon in de ver gadering van 21 maart 1922 wegens ziekte van de vrouw. Arie komt in beeld op 13 juni 1922. In de notulen zien we dat de President namens de heer pastoor een aanvraag heeft voor het gezin van P. Admiraal (waarschijnlijk Petronella ofwel Nel Admiraal). De schrijnende situatie van het gezin, dat in deze periode waarschijnlijk bivakkeerde in het brandspuit huisje, heeft kennelijk de aandacht getrokken van de pastoor. Gedurende en kele maanden ontvangt het gezin ondersteuning in de vorm van melk. De laatste keer is 19 december 1922. Tegen die tijd heeft het gezin een nieuw onderkomen in de keet op 't Wout. Zoals mijn tante beschreef, was Arie weer opgeknapt en kennelijk weer in staat om zelf de kost te verdienen. Dat deed hij in die tijd trouwens bij de kalkovens van Ruigewaard. De hulp aan mijn oma en opa door de Vincentiusvereniging was voor een periode van een halfjaar en daarna ben ik ze in de notulen niet meer tegenge komen. Blijft voor mij nog wel de vraag waarom de situatie zo escaleerde en het gezin uit het huis is gezet. Waren ze te trots om hulp te vragen of waren er omstandigheden waarom ze de noodzakelijke hulp niet eerder kregen? Dit geeft wel aan dat de verstrekte hulp ook enigszins willekeurig was. Je was sterk afhankelijk van de goede wil van de 'werkende leden'. Veel armen hebben de hulp en bemoeienis door de Vincentiusverenigingen waarschijnlijk ook als paternalistisch en bemoeiziek ervaren. De informatie die ingewonnen werd over de arme gezinnen had ook iets weg van controle en vaak kwamen daar dan ook nog belerende adviezen bij. Verschillende mensen zullen dan ook met argwaan hebben gekeken naar deze 'Heertjes met de hoge hoed' zoals ze ook wel werden genoemd. Geestgronden, 24 (2017), nr. 1 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2017 | | pagina 17