stof. Voor de eerste communicanten worden nette kleren geregeld. Ook wor
den er zaken uitgeleend zoals een ondersteek en zelfs een viool. Meestal
wordt het gevraagde ook verstrekt, maar niet altijd. In de notulen van 1909
lezen we: 'De aanvraag van de vrouw van J. Schuit om ondergoed werd
voorlopig afgewezen op grond, dat zij nog niet heel lang geleden eenzelfde
ondersteuning had genotenEn als er in de beginperiode onderzoek gedaan
wordt naar de nood van een gezin is gebleken dat deze verre overdreven
was. Wel zijn de mensen arm, het benodigde is echter alleen een paar dekens
en een paar lakens, wat dan ook wordt toegestaan
Een, enigszins willekeurige, indruk van de mensen en de hulp die we tegen
komen in de eerste jaren:
1899 - Kinderbeddengoed fam. A. Zoontjes
1900 - Bedankje Jan Wittebrood voor wat de conferentie
voor zijn overleden vrouw heeft gedaan.
1901 - Voor weduwe Rood en weduwe Zoon onderkleren en beddengoed.
1901 - Onderkleren voor twee kinderen A. Kool
1908 - Paar klompen aan een kind van de familie Hof,
onderkleren voor familie Zoontjes, versterkende middelen
voor de vrouw van D. Tromp, kan melk per dag voor C. Schuit.
1909 - Aan P. Klaver te Egmond-Binnen wordt een bed verschaft
'om zijne kinderen een goede slaapplaats te kunnen geven
1909 - P. Hoflevensmiddelen, Leijen enA. Zoontjes klompen
1909 - Familie J. Zentveld en J. Houtenbosch onderkleren
voor hun kinderen, vrouw C. Zoon 1 kan melk per dag.
Mijn eigen familie ben ik met enige regelmaat tegengekomen, al is het moei
lijk met zekerheid te zeggen om wie het precies gaat. De weduwe Zoon
hierboven is waarschijnlijk mijn overgrootmoeder Maria de Wit, die na het
overlijden van haar man, Wullebert Zoon, in 1895 achterblijft met 7 kinde
ren tussen de 3 en 21 jaar. Twee andere kinderen zijn dan al overleden. Als
Maria in 1907 zelf komt te overlijden zijn er ondertussen nog twee dochters
overleden.
Hadden mijn overgrootouders, Wullebert en Maria, nog een eigen huisje op
de Slotweg 2, wat grond in erfpacht en wat vee, de kinderen waren allemaal
ongeschoolde arbeiders zonder enig bezit. De oudste zoon Gerrit probeerde
rond te komen als 'bloemistknecht' en mijn opa Arie was een tijdje schipper
en liep met de trekschuit. Dochters Grietje en Trijntje trouwde met respec-
14
Geestgronden, 24 (2017), nr. 1