Afb. 16 Het tolgaardershuisje op de voorgrond, het tramstation op de achtergrond en
verderop de Prins Hendrik Stichting van raadslid Van Hall tijdens de opening van de
tramlijn naar Alkmaar in 1905. Foto beeldbankegmond.nl
Voorgoed door de mand gevallen
Keert de rust nu terug in de Egmonden? Misschien voor eventjes. Maar nieuwe
onregelmatigheden komen aan het licht als op maandag 17 oktober 1910 de
vijfjaarlijkse verpachting plaatsvindt van gemeentelijke tolgelden tussen
Egmond aan Zee en Egmond aan den Hoef. Hierop werd ingeschreven door
Jan Ruigewaard voor 2108 gulden, P. Zwart Mzn. voor 2055 gulden en Job de
Vrij voor 2035 gulden. De hoogste bieder is dus Ruigewaard. Burgemeester
Eijma meldt dat de administratiekosten fl. 4,44 bedragen. Op dat moment
kijken de gegadigden elkaar vreemd aan, want men was al decennia gewoon
om maar liefst 10% van de pachtsom als registratiekosten te moeten betalen
aan de gemeente! Burgemeester Eijma meent even een fout te hebben gemaakt,
maar kan in de verordeningen geen enkele aanwijzing vinden dat de kosten zo
hoog zouden moeten zijn. De aanwezigen wisten het echter zeker: Ruigewaard
had de aanbesteding eerder gewonnen in 1895 en 1900 en toen respectievelijk
fl. 112,80 en 157,20 betaald aan de burgemeester. De Vrij was de winnaar in
1905 en overhandigde toen zijn 10% registratiekosten, zijnde fl. 183,20, net als
Ruigewaard destijds bij de burgemeester thuis.
Zwijggeld helpt niet
Job de Vrij gaat op hoge poten naar het huis van de burgemeester, waar hij
het teveel betaalde terugeist. Hij krijgt dinsdagmorgen in alle vroegte zijn fl.
183,20 uit 1905 terug van de blijkbaar ongerust geworden ex-burgemeester
en moet beloven over de te hoge pachtkosten en de teruggave het zwijgen te
bewaren. Dat lukt blijkbaar niet want zodra Ruigewaard hiervan hoort, komt
ook hij opdagen bij huize Pranger aan de Voorstraat. Hij krijgt 270 gulden
Geestgronden, 23 (2016), nr. 4
123