verschillende hotelhouders, de provinciale duinopzichter, een makelaar, een
ambtenaar der gemeentesecretarie, enz. De raadsleden tekenden niet, daar
4 van de 7 in een afzonderlijk adres dit gratieverzoek willen ondersteunen;
wel tekenden echter de beide wethouders, die bovendien nog in afzonderlijke
audiëntie bij de Commissaris der Koningin zijn ontvangen om de zaak van de
burgemeester te bepleiten. Geen pressie, geheel vrijwillig en volgaarne.Ook
heeft de redacteur uit betrouwbare bron vernomen dat het gevolg van het proces
wel zal zijn dat burgemeester Pranger zal aftreden, maar dat verschillende
autoriteiten zich zullen beijveren om de heer Pranger als secretaris van Egmond
aan Zee en Egmondbinnen te kunnen behouden.
Hoger beroep in Amsterdam
Burgemeester Pranger gaat om juridische redenen in hoger beroep tegen
de veroordeling. Dat dient op 7 december 1909 bij het Gerechtshof aan de
Prinsengracht in Amsterdam. De goedgelovige Huibert van Pel, inmiddels oud
wethouder die tot zijn ontgoocheling na 30 jaar raadslidmaatschap in juni 1909
niet is herkozen, moet hier opnieuw getuigen. Ook veldwachter Johannes De Wit
verklaart nog eens onder ede hoe hij het geld voor de burgemeester had geïnd.
De procureur-generaal eist twee weken celstraf, gelijk aan de uitspraak van de
rechtbank Alkmaar. Maar de raadsheren van het Gerechtshof staan op meer
afstand van de zaak en maken strengere afwegingen dan de andere magistraten.
Volgens het Gerechtshof was de valsheid in geschrifte niet eenmaal maar
vijfmaal opzettelijk gepleegd. Bovendien was de gemeente benadeeld doordat
deze door de fraude van de burgemeester rente had misgelopen, en had er
nog meer nadeel kunnen ontstaan voor de gemeente omdat de burgemeester
in geldverlegenheid verkeerde en het dus de vraag was of hij ooit wel kon
terugbetalen. Het hof veroordeelt Pieter Pranger daarom op 21 december 1909
tot drie maanden gevangenisstraf.
Van burgemeester tot dienstknecht
Dit moet bij burgemeester Pranger hard zijn aangekomen. Hij ziet dan geen
andere mogelijkheid om bij de Koningin ontslag aan te vragen als burgemeester
van Egmond aan Zee en Egmond-Binnen. Op 14 januari 1910 wordt dat
ontslag bij Koninklijk Besluit verleend. In beide gemeenten is hij dan nog
steeds gemeentesecretaris. Nederig trekt hij het boetekleed aan en vraagt hij
om als dienstknecht van de gemeenten aan te mogen blijven. Wel zou hij graag
verlof op willen nemen tot 1 mei 1910 om bij te komen van alle spanningen.
Hier moeten de gemeenteraden van beide gemeenten een besluit over nemen.
In een besloten vergadering van de gemeenteraad van Egmond aan Zee wordt
dan op 2 februari 1910 vergaderd over het verzoek.
Geestgronden, 23 (2016), nr. 4
121