Burgemeester voor het hekje
Begin 1909 onderzoekt het Openbaar Ministerie (OM) in Alkmaar de zaak.
Aanleiding voor arrestatie is er volgens het OM niet, maar de Alkmaarse
aanklagers zien zich wel genoodzaakt om Pieter Pranger, geboren 22 oktober
1850 te Ilpendam, te dagvaarden wegens valsheid in geschrifte. Dinsdag 25
mei 1909 dient de zaak voor de rechtbank aan de Geestersingel in Alkmaar.
Als getuigen zijn opgeroepen winkelier en wethouder Huibert van Pel,
vishandelaar en oud-wethouder Gerrit van der Schinkel, gemeenteontvanger
Joseph van der Pol en jonkheer Mr. Louis den Beer Portugael van de bank
Oppenheim en Van Till in Den Haag.
Tijdens het verhoor door justitie geeft burgemeester Pranger alle ten laste
gelegde feiten toe. Van de ft. 2188,98 die hij heeft ontvangen heeft hij inclusief
rente ft. 2348,48 teruggestort. Maar de rente heeft de gemeenteontvanger
niet in ontvangst willen nemen, omdat die zich daartoe onbevoegd achtte.
Wethouder Van Pel komt daarna als getuige aan de beurt. Daaruit blijkt dat
deze de verdachte nog als een fatsoenlijk man beschouwt en hem niet in het
minst wantrouwt.
Afb. 15 Burgemeesterswoning, later domineeshuis, aan de Voorstraat in 2016.
Foto André Bakker
Geestgronden, 23 (2016), nr. 4