Het gebrek aan ruimte werd in de jaren na 1840 steeds nijpender. Vooral op
hoogfeesten was het dikwijls een onhoudbare situatie en was het duwen en
dringen geblazen in het kleine kerkje.
Geld om de kerk uit te bouwen was er niet, laat staan om een nieuwe kerk te
bouwen. Het kerkbestuur had slechts fl. 30,- per jaar aan eigen inkomsten en
de meeste parochianen leefden van de liefdadigheid. Ten einde raad richtte
het kerkbestuur zich uiteindelijk tot Koning Willem III met het verzoek een
subsidie van fl. 30.000,- te verstrekken.
Echter, de minister van Justitie wees het verzoek op 15 september 1866 af en
ondanks allerlei inzamelingacties bleef de kerk zoals hij was.
Zo'n 9 jaar later was er nieuwe hoop. Maria Gijsberta Boutmy overleed op 3
juni 1875 en liet een som na van bijna 30.000 gulden aan de parochie van de
Heilige Agnes in Egmond aan Zee voor de bouw van een nieuwe kerk. Een
rondgang door het hele land langs alle oud-katholieke parochies leverde ook
een kleine 23.000 gulden op en op 30 mei 1884 werd besloten midden in het
dorp een nieuwe kerk te bouwen.
Aan de Voorstraat werd een stuk grond met schuur van de timmerlieden
Jacob en Jan Koeman, een stuk grond van scheepstimmerman Jan van der
Plas en een stuk grond met huis en schuur van scheepstimmerman Comelis
van der Plas opgekocht. Alles ter waarde van 54.000 gulden. De architect
was Willem Raman die de opa was van de latere Pastoor C.P. van den Berg,
werkzaam in Egmond aan Zee van 1 oktober 1968 tot 1 juli 1977.
De kerk, in neo-gotische stijl, werd gebouwd voor 67.490 gulden door
aannemer Aris Keers uit Hilversum.
Op 20 april 1885 werd door pastoor J.J. van Greuningen de eerste steen
gelegd en op 13 mei 1886 werd de kerk officieel in gebruik genomen.
Dat betekende dat het kerkje aan de Zuiderstraat geen dienst meer deed. Dit
tot verdriet van vooral oudere parochianen. Het knusse en huiselijke van
het kerkje vonden zij niet in de nieuwe grote kerk. Vreugde hadden zij er
beleefd bij het dopen van hun kinderen en kleinkinderen, hun huwelijken
laten inzegenen, verdriet om het heengaan van vele dierbaren hadden zij daar
getroost. Zij voelden zich weggedrukt uit hun vertrouwde omgeving. Weg
van het plaatsje waar opa en vader gezeten hadden, van het stoeltje van opoe
en dat van moeder.
Geestgronden, 23 (2016), nr. 2/3
55