Dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bruggetje belangrijk was om te vermelden, bleek o.a. toen er in oktober 1690 problemen rezen tussen de eigenaren van twee aangrenzende percelen. De weduwe van Dirk Rij scamp (B146 B145d) en Mr. Johan de Leeuw (B145c) kregen onenigheid over de erfafscheiding en over het bruggetje. De ruzie liep zo hoog op, dat de weduwe Rij scamp enige tijd het bruggetje blokkeerde. De Leeuw procedeerde hier tegen en pas op 4 augustus 1692 kwam het eindelijk tot een akkoord. Deze Mr. Johan de Leeuw was Heer van Schalkwijk en raad en schepen van Utrecht. In 1682 had hij hofstede de Vijver geërfd van Pieter Romburgh. Hij kocht kort daarna de percelen B145b en B145c en voegde ze meteen samen. Deze percelen stonden bekend als De BlauwselmolensMaar waar kwam deze naam vandaan en wat zijn blauwselmolens? In een blauwselmolen wordt de opgewekte kracht gebruikt om kobalthoudend smalt te vermalen tot blauwselpoeder. Het hiervoor benodigde kobalterts kwam voornamelijk uit Duitsland en het smalt is, bij gebrek aan betaalbaarder en betrouwbaarder alternatieven, in de 17e en 18e eeuw heel veel gebruikt als pigment voor de blauwe verf van kunstenaars en (huis)schilders. Het had echter nog een andere eigenschap, die een belangrijke reden vormde voor de aanwezigheid van blauwselmolens in Egmond. Blauwsel - gewonnen uit smalt - was een zeer geschikte witmaker voor textiel. De blauwe kleur compenseerde de vaak gelige kleur van niet geheel wit wasgoed en dus was er heel veel vraag naar vanuit de blekerijen. Afb. 24 Bleekvelden rond Haarlem op een schilderij van Ruysdael 84 Geestgronden, 23 (2016), nr. 2/3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2016 | | pagina 38