Geen woningwetwoningen in De Hoef
In Egmond-Binnen worden de zaken dus voortvarend aangepakt. Dat valt ook
op in Egmond aan den Hoef, waar men ook kampt met een tekort aan woningen
voor arbeiders, waardoor arbeidskrachten wegtrekken en huwelijken worden
uitgesteld. Moet De Hoef zelf een woningbouwvereniging oprichten, of kan Sint
Joseph dat er nog bij doen? Eind 1919 wordt besloten dat er een commissie wordt
geformeerd van woningbouwvereniging Sint Joseph met gekozen heren uit De
Hoef, die zullen trachten het voorbeeld van Egmond-Binnen te volgen. Ook in
Egmond aan den Hoef zijn er meteen genoeg mensen die zich aanmelden als lid,
zodat ze als eerste in aanmerking kunnen komen voor een woning. Maar hier
stranden de pogingen omdat men geen betaalbaar stuk bouwgrond kan vinden.
Niet alleen particulieren werkten niet mee, maar ook de gemeente deed niets
cadeau. Wethouder Groot blijkt allerminst een voorstander van gesubsidieerde
bouw van arbeiderswoningen. Wat hem betreft waren woningwetwoningen veel
te groot en te luxe, ook al ontbrak anno 1919 nog steeds een wc, natte cel of
badkamer in de ontwerpen. Bovendien was het niet aan de gemeente of aan de
woningbouwvereniging maar aan de regionale Gezondheidscommissie om te
bepalen wat de minimale kwaliteit van gesubsidieerde woningen moest zijn.
De wethouder kon de woningen te groot vinden, maar het was bijvoorbeeld
rijksvoorschrift om minimaal drie aparte kamers te hebben voor ouders, zonen
en dochters, 'zodat onwenselijke toestanden op het gebied van de zedelijkheid
niet meer hoeven voor te komenOok veel raampjes die open en dicht konden
waren misschien wel luxe, maar omwille van de ventilatie een voorschrift waarop
ontwerpen voor arbeiderswoningen nauwlettend werden beoordeeld.
Tot groot ongenoegen van de initiatiefnemers vraagt het gemeentebestuur voor
enkele geschikte percelen bouwgrond bijna het dubbele van wat ze aan anderen
vragen voor vergelijkbare stukken grond: twee gulden in plaats van één gulden
per vierkante meter. Mogelijk was dat een manier om via onderhandelingen over
de grondprijs nog concessies af te dwingen over de kwaliteit van de woningen.
Of de wethouder dacht dat de rekening van een dure grondaankoop toch wel door
een hogere rijkssubsidie zou worden vergoed. Hoe dan ook, het duurde allemaal
te lang en het momentum ging voorbij. De minister van Arbeid verraste in 1921
heel Nederland met het besluit dat per 1 juni 1921 geen voorschotten en bijdragen
krachtens de Woningwet meer in behandeling werden genomen.
Het gevoel bestond bij de regering dat de woningnood onder de arbeiders inmiddels
wel was opgelost, dat de dreiging van een arbeidersrevolutie inmiddels wel was
geweken en dat men zich nu moest richten op de bevordering van de bouw van
middenstandswoningen.
Egmond aan den Hoef viste achter het net. Het zou daardoor nog dertig jaar duren
voordat in Egmond aan den Hoef de eerste woningwetwoningen konden worden
gebouwd.
78
Geestgronden, 23 (2016), nr. 2/3