Afb. 22 Het gezin van Cornelia Visser en Jan Dekker bij him 25-jarig huwelijk
in 1921. Van links af staand: Krijn, Kees, Corry en haar man Henk van Son, Jan,
Maartje zittend: Neeltje, moeder Cornelia met een kind van Neeltje, vader Jan
met Engel, Jobje en liggend de meisjes 'Enkie' en Aagje.
Het gezin van Jan Dekker en Cornelia 'de Kneet'
Jan Dekker en Cornelia Visser krijgen 10 kinderen tussen 1897 en 1917: eerst vier
dochters en dan de drie zoons die we in het stropersverhaal tegen komen: Comelis
(1902), Jan (1904) en Krijn (1907). Dan weer twee dochters en nakomertje Engel.
Het is een typisch oud-katholieke Derper vissersfamilie. De bijnaam de Kneet
(spreek uit met de e van eer) hebben ze van hun moeder meegekregen. Als kind
werd zij door haar vader me kneetje genoemd. Een kneetje, dialect voor kneutje,
is 'n ielig vogeltje. Maar ze is juist de moeder van een sterke familie, want alle
kinderen blijven leven.
Ten tijde van het drama, november 1932, woont Cornelia met Jan en een paar nog
thuis wonende kinderen in het hoekhuis op Noorderstraat 37, waar ze een klein cafée-
tje drijft: Het Verlof. Ze bezit er drie huizen op rij. Krijn (25) is in 1931 getrouwd met
Trijntje de Waard uit Alkmaar. Ze zijn nog kinderloos en wonen aan de Noorderstraat
17. Hij en zijn broer Kees (30) zijn visserman, maar nu werkeloos. Kees is getrouwd
met de Groningse Maria Tielman. Hun dochter Lena is 16 maanden en de tweede is
onderweg. Ze wonen vlak bij elkaar.
Geestgronden, 22 (2015), nr. 4
149