dag en nacht lang ging men er tekeer. Niet minder dan zeven parochiekerken,
de kathedraal, tien hospitalen, 25 kloosters en verschillende kapellen zijn
ten prooi gevallen aan de razernij. De zegsmannen van de 'nieuwe religie'
voelden zich overal zo sterk dat zij met gezagsdragers stevig onderhandelden.
In ruil voor gebedshuizen waar zij hun diensten konden houden zou de rust
weer keren.
De hoge edelen als Lamoraal van Egmont, Willem van Oranje en de graaf van
Hoogstraten zagen zich overal gedwongen om een tweeledig beleid te voeren,
al naar gelang de omstandigheden die zij aantroffen. Hoewel Lamoraal de
vertegenwoordigers van de protestanten in Gent uiterst koel ontving, was hij
niettemin gedwongen om met deze lieden tot een vergelijk te komen. Toch
wist men overal in den lande ook dat de graaf anderzijds keihard optrad tegen
de ergste oproerkraaiers. Zo wist de pastoor van Warmenhuizen ongeveer een
jaar na de Beeldenstorm tegen commissarissen van de Raad van Beroerten
te vertellen dat '...de voorn(oemde) heer van Egmondt met den strop hadde
doen executeren int graejfschap van Vlaenderen de XXgheusen. 'J5). De graaf
was er alles aan gelegen om de rust te herstellen in de gebieden waar hij
stadhouder was.
Hoewel afwezig in zijn eigen domeinen in de noordelijke Nederlanden, trof
hij ook daar maatregelen om de rust te bewaren. De onrust gedurende de
zomer en het najaar van 1566 waren in deze contreien van een totaal andere
orde. Weliswaar liepen de spanningen hoog op in de buurt van Hoom, toen
Jan Arentsz Mandemaker een enorme toeloop van mensen veroorzaakte in
de weilanden nabij Blokker en kwam het tot ongeregeldheden in Alkmaar
kort na een bezoek van Hendrik van Brederode, toch bleef de schade in
Holland beperkt. De gezagsdragers die werkzaam waren in de domeinen
van de graaf kregen per brief instructies waarin hij hen tot waakzaamheid
maande. Afvallige, katholieke geestelijken die het waagden 'ketters' te
preken op het kansel, werden door de graaf eveneens per brief gesommeerd
te vertrekken, zo blijkt uit getuigenverklaringen voor de Raad van Beroerten.
Deze behandeling viel Jan Joordaensz, pastoor te Petten, bijvoorbeeld ten
deel:
...zoe hem syn curie van wegen myn h(eere) van Egmondt opdoen seggen was
deur brieven [aen hem] gesc[h]reven, endezyn huys (ver)laten hebben(de)'I6)
Ook de geestelijke Dierick Jansz, eveneens werkzaam in Petten, kreeg
meerdere keren een reprimande van de graaf:
Geestgronden, 22 (2015), nr. 2/3 65