visioenen openbaarde aan zijn volgelingen. Wereldlijk gezag en het gezag
van de katholieke kerk werden niet erkend door de Wederdopers. Dit
maakte hen gevaarlijk voor de regering. In 1534-35 trachtten de dopers een
Koninkrijk Gods te stichten in Münster en ook nadat deze poging in bloed
gesmoord was, vonden er nog aanslagen plaats overal in de Nederlanden. De
provincie Holland was een 'broeinest van ketterijOp het Schermereiland,
in de zestiende eeuw een geïsoleerd gebied, waren de Wederdopers die de
leerstellingen van Menno Simons navolgden zelfs heer en meester n).
Karei V vaardigde 'ketterijplakkatenuit en liet inquisiteurs toezien op de
naleving van deze edicten om ook alle andere uitingsvormen van de 'nieuwe
religiede kop in te drukken. De maatregelen van de keizer werden steeds
strenger, culminerend in het 'Bloedplakkaat' dat in 1550 werd uitgevaardigd.
Binnen de katholieke kerk waren er ook dingen mis, waar nodig iets aan
gedaan moest worden. Zo waren de bisdommen die de Nederlanden telden
niet gelijk verspreid over het de Nederlanden. Slechts één van de vijf
bisdommen die de Nederlanden telde bevond zich boven de grote rivieren:
het bisdom Utrecht. De geestelijke instellingen liepen vanaf het begin van
de zestiende eeuw langzaam leeg, terwijl de bevolking groeide. Daar kwam
nog bij dat de katholieke geestelijkheid lang niet altijd bekwaam was om hun
'kuddeop religieus gebied te bedienen. Hoge geestelijken lieten hun taken
vaak over aan een onbekwaam persoon.
Aan Granvelle was het nu de taak om iets aan de bisdommen anders in
te delen en er nieuwe aan toe te voegen. De edelen stonden zeer negatief
tegenover de plannen van de kardinaal. De kardinaal zou teveel macht
verenigen in zijn persoon en de instelling van de nieuwe bisdommen zou
het begin vormen van religieuze hervormingen die zouden uitmonden in een
inquisitie naar Spaans model. Lamoraal stond niet per se afwijzend tegenover
de plannen van de kardinaal, maar was net als andere vooraanstaande edelen
ook van mening dat de man teveel macht naar zich toe trok. Een akkefietje
in de persoonlijke sfeer tussen de twee mannen zal de verstandhouding ook
geen goed hebben gedaan. In 1559 stierf de bisschop van Utrecht, een oom
van Lamoraal. Daarop wilde de graaf een familielid naar voren schuiven
om de prebenden[jaarlijks inkomen van een geestelijke] die bij de functie
hoorden veilig te stellen. Echter, het was niemand minder dan Granvelle die
de vacant gekomen functie voor zich opeiste 12). In 1564 vormden de hoge
edelen een verbond tegen de kardinaal en stelden de koning een ultimatum:
Granvelle moest vertrekken, zo niet, dan zouden zij hun bestuurlijke functies
neerleggen. De koning kon uiteindelijk niet anders dan toegeven.
62 Geestgronden, 22 (2015), nr. 2/3