hield hij zich echter zeer waarschijnlijk reeds bezig met (voorbereidende)
spionageactiviteiten. Al in 1939 bezocht hij de voormalig stuurman Pieter
Jan Schipper, niet toevallig één van de twee eigenaren van de later op te rich
ten rederij. Deze Pieter Jan Schipper trok op zijn beurt motordrijver Jacobus
van den Oever aan als partner. Toen Strauch na de Duitse inval in mei 1940
terugkeerde in Nederland, ontpopte hij zich als officier van de Kriegsmarine
en medewerker van de Abwehr. Hij had samen met zijn superieuren een plan
uitgewerkt om via Nederandse vissersschepen op de Noordzee te spioneren.
Strauch zou via een financiële constructie geld verschaffen om de rederij op
te zetten. Reeds in oktober 1940 kocht Schipper de IJM 209 maar dat schip
strandde in februari 1941 en zou na de berging, in juni 1941 bij een lucht
aanval op zee verloren gaan. In juli 1941 werd middels de eerder genoemde
financiële constructie een tweede schip, de IJM 3, aangekocht. Reeds in de
daaropvolgende maand augustus zou ook dit schip, zeer waarschijnlijk even
eens door een luchtaanval op zee, verloren gaan. Het keerde nimmer in de
haven terug. Bij dit verlies kwam Jacobus van den Oever om.
In juni 1941 werd een derde schip, de IJM 225 aangekocht. Het schip kreeg
de naam 'Sursum Corda HFTegelijkertijd werd direct weer een nieuwe
onderneming, de Maatschap Mercurius opgericht. Nadat Schipper in maart
1942 enkele dagen door de Duitse Sicherheitsdienst was vastgehouden en
ondervraagd nam hij de wijk naar Engeland alwaar hij langdurig werd geïn
terneerd. Na het wegvallen van de beide reders Schipper en Van den Oever,
werden de IJM 223 en de IJM 225 nog uitgereed door de onder invloed van
Strauch staande rederij L. Parlevliet Nz. uit IJmuiden. Een van de schepen
werd door de Organisation Todt' aangekocht om in Rusland te gaan vis
sen terwijl het tweede schip bij een zekere rederij Dolfijn in Zwolle terecht
kwam. De Maatschap Mercurius hield op te bestaan op 30 juni 1944.
Op 2 september 1941 meldt de Alkmaarsche Courant dat door de Sursum
Corda III van rederij Schipper van den Oever de eerste 50 kantjes maat
jesharing sinds mei 1940 binnengebracht. Tien kantjes werden nog dezelfde
dag voor fl 2.500,- verkocht. Zo vormde de visserij vooralsnog een uitste
kende dekmantel voor het spionagewerk. De reguliere bemanningsleden zul
len ongetwijfeld achter de ware rol van de V-Mannerzijn gekomen en de
spionageactiviteiten aan het verzet hebben doorgespeeld. De Engelsen waren
namelijk al snel en goed op de hoogte van het bestaan van deze spionagevloot
waarbij in totaal ca. 20 schepen waren betrokken. Dat de Engelsen goed wis
ten wat er gaande was blijkt wel uit het feit dat veel van de betrokken sche-
36
Geestgronden, 22 (2015), nr. 1