aanmerking gekomen voor ouderdomsrente. Dat betekent voor het Burgerlijk
Armbestuur dat haar bedeling van f 1,00 wordt teruggebracht tot 50 cent.
Kennelijk vond het bestuur dat de ouderdomsrente alleen niet voldoende was
om van rond te komen en kreeg zij ter aanvulling nog 50 cent.
Mevrouw Zwart, een doorzetter
februari 1918
Mevrouw Zwart meldt zich bij de Oud-Katholieke pastoor die tevens voor
zitter is van het Burgerlijk Armbestuur en ze vraagt om onderstand van het
Burgerlijk Armbestuur. Wat is het geval? Haar zoon Aldert moet voor een
operatie naar het Elisabethziekenhuis. Of het Burgerlijk Armbestuur wil be
talen.
In de vergadering wordt daarop besloten dat men dat niet wil. Deze keer
zonder argumentatie in de notulen. Men besluit haar man daarover te
berichten.
Maar mevrouw Zwart, wier man werkloos is, trekt vervolgens telkens op
naar de penningmeester thuis en op een bepaald moment komt ze met een
diplomatiek voorstel: Geef nou steun en als mijn man weer verdient, zullen
we bij gedeelten alles terugbetalen.
In de vergadering van 1 mei 1918 gaat het bestuur daarmee akkoord.
De weduwe Pieter Genet
Kennelijk een moeilijk geval, want ze komt in twee opeenvolgende vergade
ringen aan de orde.
Op 7 juli 1919 wordt besproken dat zij vier jeugdige kinderen heeft en voor
heen ondersteuning had van het Steuncomité. (Een kennelijk particuliere or
ganisatie die verder niet voor komt in de stukken van de gemeente.) 'Daar dit
opgehouden is, wendt ze zich tot het Burgerlijk Armbestuur.
Regent Zwart merkt op dat ze ook steun krijgt van R.K. zijde. Hoeveel is
hem onbekend. 'Na ampele bespreking' besluit men tot een onderstand van
f 2,50 per week.
Drie maanden later is er een verzoek van de voorzitter van het R.K. armbe
stuur. Hij geeft aan dat mevrouw Genet TBC heeft, drie kleine kinderen en
'wij gevenf7,50Hij vraagt een verhoging van de onderstand die f2,50 was.
Het Burgerlijk Armbestuur gaat akkoord en verhoogt het bedrag tot f 5,00
maar vermeldt: hoewel de fondsen van het Burgerlijk Armbestuur zulke
wekelijkse bedelingen niet toelaten.
24
Geestgronden, 22 (2015), nr. 1