op zijn bordje: het reepschieten - bij het binnenhalen van drijfnetten het
touw strak houden en netjes in het reepruim krijgen. Als de zee onrustig
was en het schip hoog op een golf werd getild en weer losgelaten, kwam
er speling in de touwslagen en daar moesten je vingers echt niet tussen
komen: zodra het touw weer werd gespannen, lagen je vingers eraf of
werd je overboord getrokken.
De oorlog maakte een einde aan Engels werk op zee. Hij dacht dat het
tijdelijk zou zijn, maar de vloot kwam jaren stil te liggen. Hij zei het
tegen niemand, maar vond het eigenlijk niet erg. Een half jaar voor de
bezetting kreeg zijn liefde voor de zee een steenharde opdoffer. Zijn vader
zou voor de algemene mobilisatie nog een laatste vaart maken, vanuit
IJmuiden. De kotter verging onder onbekende omstandigheden. Het was
20 graden op de Noordzee, er stond amper wind, maar een paar dagen na
vertrek spoelden bakken en vaten aan die van het schip afkomstig waren.
Engels vader 'was gebleven
Na de oorlog kwamen zijn moeder, zus en hij meteen terug naar Derp.
Het bleef zijn thuis. In Alkmaar had hij gewerkt in het magazijn van de
chocoladefabriek van Ringers, en later in het Gemeentelijk Slachthuis,
maar terug in Egmond kon hij dichterbij aan de slag: huizen en
bollenschuren bouwen. Hij kreeg verkering met Kniertje, die als meisje
bij hem in de straat had gewoond, maar als jonge vrouw was teruggekeerd
uit het noorden, waar ze gedurende de oorlog op een herenboerderij in de
huishouding had gewerkt.
Piet komt de keuken in, lacht naar zijn vader, spuit wat allesreiniger in
een emmer en draait de warmwaterkraan open.
"Skiet 't op?" vraagt Engel.
"Ja hoor, het meeste zit al in het busje. Het is er mooi weer voor."
Engel kijkt naar de jongens buiten, die samen wat ligstoelen naar het
busje tillen, die een van hen van zijn werk heeft geleend. Hij beseft dat hij
ze nog steeds 'de jongens' noemt, terwijl ze inmiddels ouder zijn dan zijn
vader ooit is geworden.
Hij ziet Knier de ramen van het huisje lappen. Bijna zesentachtig, maar
stilzitten kan ze nog steeds niet.
"Druk op 't strankt, denk?"
Piet knikt.
"Woensdag en donderdag zijn de huisjes geplaatst, dit weekend is iedereen
146 Geestgronden, 20 (2013), nr. 4