maar ook met beheer en/of verhuur/verpachting van de begraafplaats.
President-kerkvoogd Adriaan Veenhuysen, jongste zoon van Joachim, de
papierfabrikant, had kort voor zijn dood in oktober 1861 zonder overleg
met de andere Kerkvoogden zitten knoeien in een ontwerp-huurcontract
m.b.t de begraafplaats en zegels beschadigd. Gülcher reageerde daar
gepikeerd op, maar ook de Kerkvoogden beten van zich af. Het ging niet
over een stuk weiland, maar over een kerkhof waarvan het gebruik als
begraafplaats nimmer was betwist. Uiteindelijk wordt de ruzie gesust met
de afspraak dat er 25.- betaald zou worden als huur van Kerstmis 1865
tot Kerstmis 1866 Gülcher kondigde aan in de zomer van 1866 naar
Egmond te komen om de zaak uit te praten. Het ging de Kerkvoogden
er vooral om 'de gerustheid te schenken dat later de bestemming van het
perceel niet willekeurig zal worden veranderd en onder reserve van het regt
van begraafplaats niet gestoord te zullen worden, ook na expiratie van de
huur.' In augustus 1904 wordt de kwestie uiteindelijk definitief geregeld
via een acte bij notaris de Lange in Alkmaar. De erfgenamen van mr.
Carel Frederik, mr. Jan Marie Gülcher, grondeigenaar, wonende te 's
Gravenhage en Jan Cornelis Gülcher, burgemeester van Hilversum, doen
afstand van de rechten van de ambachtheerlijkheid. In veel Europese
landen waren revoluties nodig om dergelijke feodale rechten af te
schaffen. In Nederland verliep dit proces wat trager en werd in Egmond
uiteindelijk via de notaris geregeld.
Verkoop van grafruimtes
Vanaf ongeveer 1920 verkochten de Kerkvoogden van de Nederlands
Hervormde Gemeente, nu volledig eigenaar van het gebied, grafruimtes
voor prijzen tussen de 10.- (3e klasse) en 20.- (Ie klasse). Het oudste
bewaard gebleven eigendomsbewijs dateert van mei 1922 en staat op
naam van N. Schilder te Egmond aan de Hoef. Er zijn meer dan veertig
van deze eigendomsbewijzen in het Regionaal Archief aanwezig, maar
niet alle namen zijn op de begraafplaats terug te vinden. De verkoop
van de grafruimtes vloeide voort uit het feit dat de kerkelijke gemeente
volledig eigenaar was geworden van de begraafplaats. Er werd ook
geprotesteerd door eerdere huurders die meenden meer rechten te hebben
waar ze dan ook niet voor wilden betalen. Sieuwtje Veenhuysen van
het textielwinkeltje met het opschrift God is Liefde' beschreef in twee
kantjes helder en duidelijk waarop zij en haar familie recht meende
te hebben. Ik citeer: 'Door onzen Vader, Cornelis Veenhuysen, is ons
herhaaldelijk gezegd: dat Zijn Grootvader Joachim Veenhuysen, gehuwd
142 Geestgronden, 20 (2013), nr. 4