De aandacht voor het verleden werd alom gewaardeerd, maar met de
namen van mensen op de minder bekende schilderijen kon niemand
me helpen. Was dat nu Gerrit Krab of Jacob Groen? "Me kind ik ken
't gien meer zien", kreeg ik dan te horen, of zoiets. Na wat rondvragen
verraste Boekhandel Dekker me echter met een map vol reproducties met
achterop de meeste namen, genoteerd in 1986 bij de uitgave van het boek
'Het lijkt zo lang' van Toos Blom met platen van Roeland Koning daarin.
Dat hielp.
Bijnamen
Bij de eerste verhalen die ik probeerde op te schrijven, werd weer eens
duidelijk waarom zoveel Derpers een bijnaam hebben. Want dezelfde
voor- en achternamen komen veel voor. De kinderen werden generatie
op generatie (verplicht!) vernoemd naar familie zodat ik in de Arissen,
Arendjes en Antjes Krab of de Groot al snel de weg kwijt raakte. Zeker
als familieleden van vaders en van moeders kant soms ook weer familie
van elkaar waren. Door van het internet stamboomgegevens 0 te halen
en het overzicht mee te nemen, kon ik de familieverhalen wat sneller
begrijpen. Het vermelden van jaartallen bleek onvermijdelijk om mensen
te benoemen. Nu we drie a vier generaties verder zijn, valt het me op
dat haast iedere Derper wel ergens verwant moet zijn aan iemand op de
schilderijen.
Kindersterfte en epidemieën
Van de stamboomgegevens van deze Derpers ben ik wel geschrokken. De
omvang van de kindersterfte, waarschijnlijk vooral door besmettelijke
ziektes als difterie, pokken, mazelen en kinkhoest slaim'oestis
onvoorstelbaar en daar kwamen de miskramen nog bij. Gebrekkige
kennis van medische zorg en hygiëne waren in die tijd de boosdoeners,
terwijl er nog niet werd ingeënt en er ook geen penicilline was. Van de
vele gestorven kinderen weten de nazaten echter meestal niets; er werd
kennelijk niet over gesproken. Waarschijnlijk omdat je met zulke verhalen
niet moest aankomen, want iedereen had dat immers meegemaakt.
Deze mensen maakten in hun jonge jaren zelfs nog verschrikkelijke
epidemieën mee van o.a. cholera inl866 waarbij alleen al 42 jonge
kinderen omkwamen en typhus in 1871 2). Ook zagen ze dorpsgenoten
dood gaan aan 'de vliegende tering'. De gezondheidszorg verbeterde
geleidelijk rond 1910 en de aanleg van de waterleiding vanaf 1915 was
een grote stap, want besmet water uit de put kon veel ellende geven. Dit
52 Geestgronden, 20 (2013), nr. 2/3