En daar staat ze dan, levensgroot getekend: Jannetje Krab-de Groot in
al haar eenvoud voor de schutting van het huisje in de Van Speijkstraat
in 1926. Het is niet zo maar een tekening. Jannetje kan niet meer worden
vergeten. Over honderd jaar staat ze er nog.
Dit is niet het eerste werk van Koning: talrijke schetsen heeft hij al gemaakt.
Haar man Aris Krab tekent hij vele malen en diens broer Gerrit. Jan, de
derde broer, is onwillig om te poseren, maar misschien krijgt hij hem nog
wel zo ver. Die weerbarstige koppen met al die groeven en rimpels van
een leven lang werken op zee en in duin. Gelovige mensen zijn het, die
veel hebben meegemaakt, mensen met respect voor de natuur. Roeland
Koning heeft zelf een sterke band met de schepping en de Schepper en
steeds meer krijgt hij een band met de mensen die hij portretteert.
Egmondse verhalen
De schilder hoort de verhalen over het rauwe vissersleven, de armoede
en de mannen die op zee gebleven zijn. Meer dan honderd alleen al
verdronken door de ontploffende mijnen in zee en dat is dan nog maar
kort geleden. Het dorp stikt van de weduwen met kinderen. De tijd van
de bomschuiten mag dan voorbij zijn, de broers Krab hebben er allemaal
nog op gevaren, de een langer dan de ander. Ze maakten mee dat IJmuiden
een haven kreeg en dat werd overgegaan op zeilloggers, botters en later
trawlers. De schilder luistert terwijl ze een voor een voor hem poseren.
Rustig zwijgen kunnen ze ook. Hij leert de mensen steeds beter kennen en
daardoor kan hij ook diep gaan. Hij krijgt het steeds meer in de vingers,
al is hij nog jong.
'De tekenaar', een vreemd persoon
In het dorp noemen ze hem 'de tekenaar', een vreemd persoon met een
grote hoed en rare kleren, die het liefst gewone dorpelingen tekent. Daar
snappen ze niets van, want dat koopt immers niemand. En dat is ook zo
in de beginjaren. Maar voor de ontwikkeling van de kunstenaar is het
een Godsgeschenk dat hij hier terecht is gekomen. In die tijd is het juist
vernieuwend om zulke authentieke mensen in hun dagelijkse bedoening
te portretteren zoals bij voorbeeld Jan Sluyters het doet in Staphorst.
De schilder vindt het prettig om in Egmond te zijn en niet in Bergen of
Laren. Daar zitten zoveel schilders en hier is hij de enige. Er poseert altijd
één persoon bij hem op het atelier. Hij zet pruimtabak neer en Dien zorgt
voor de koffie. En dan maar tekenen. Zo schildert hij schelpenvissers,
aardappelrooiers, helmplanters en bramenzoekers, te voet onderweg of
Geestgronden, 20 (2013), nr. 1 17