Graaf In de middeleeuwen was de graaf de officiële vertegenwoordiger van de koning of keizer in het hem toegewezen gebied. Ze werden meestal benoemd uit leden van aanzienlijke families en ze namen deel aan de grote rijksvergaderingen. Hoewel het aanvankelijk een niet-erfelijk ambt was, bleef het in het algemeen toch binnen dezelfde familie. Vanaf ongeveer 1300 werd het graven- ambt erfelijk en kon door huwelijken verschillende graafschappen in één hand komen. Heer De heer was doorgaans een leenman van het landsheerlijke gezag boven hem. Dat kon bijvoor beeld een graaf zijn. De heer kon de heerlijke rechten krijgen over een gebied bijvoorbeeld als beloning voor militaire steun. Later werden deze rechten ook wel aangekocht, bijvoorbeeld om status te verwerven of om te voorkomen dat er economische schade kon ontstaan in het omlig gende gebied. De heerlijke rechten waren niet-erfelijke persoonsgebonden rechten. De heerlijke rechten hadden niets te maken met de eigendom van de grond. Het bestond slechts uit een aantal rechten die verbonden waren aan het gebied. Zo kon de heer bepaalde belastingen innen, bijv. over de visvangst, de jacht en opbrengsten van de landbouw. Maar ook door verpach ting van onroerend goed en de houtkap in het gebied. Zelfs voor het houden van zwanen en het weiden van een kalf (we denken wel eens dat we nu overal belasting over moeten betalen, maar toen kon men er ook wat van). Een ander belangrijk recht was het recht tot benoeming van de schout in het gebied. Deze schout sprak ook recht bij kleinere vergrijpen en legde boetes op. Maar de heer had ook verplichtingen. Eén daarvan was de bescherming van het gebied en het leveren van militaire steun aan de leenheer. Ambachtsheer Er bestaat geen feitelijk verschil tussen een heer en een ambachtsheer. Advocatus In de 12-de eeuw was de graaf van Holland eigenaar en voogd van de abdij in Egmond. Dit was een erfelijk recht. De graaf had zelf meestal geen gelegenheid om de taak van voogd uit te oefenen en stelde daar een ambtenaar voor aan, een advocaat, of advocatus. Deze ambtenaar beheerde de goederen van de abdij en inde de belasting (bijv. op visvangst). Daarnaast moest de advocaat zorg dragen voor de bescherming van de abdij. Het ambt van advocatus had veel aanzien en werd goed betaald. Het advocaatschap was een niet-erfelijke functie. Kapittel Een kapittel is een bestuurscollege bestaande uit katholieke priesters, verbonden aan een kathe draal of kapittelkerk. De leden ervan heten kanunniken. Tiende De tiende was oorspronkelijk een kerkelijke belasting. Men moest de kerk of abdij een tiende deel van de opbrengst van een stuk land, dat in het bezit was van de kerk, betalen. Dit om in het levensonderhoud van de geestelijken te voorzien. Aanvankelijk werd de tiende in natura betaald, maar later, en speciaal daar waar de afstanden tot de kerk of abdij groot waren, werden de goede ren op speciale marktdagen verkocht en werd van de opbrengst een tiende afgestaan. Over vrij wel alle opbrengsten werden tienden geïnd, zoals hoeve tienden, meer tienden (vis uit het meer), visserij tienden, wingerdtienden (over bonen en peulvruchten), hoeve tienden, vlas tienden enz. De heren van Egmond probeerden al deze belastingen zich meer en meer toe te eigenen. Geestgronden, 19 (2012), nr. 2/3 79

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2012 | | pagina 45