Dit eenvoudige kerkje werd tot het eind van de negentiende eeuw gebruikt,
maar toen werd het ruimtegebrek, ontstaan door de sterke bevolkingsgroei,
zo nijpend dat het kerkbestuur zich met een verzoek om geld tot de staat
richtte. De Egmonders waren zelf namelijk zo arm, dat ze niet genoeg geld
konden opbrengen voor een nieuw kerkgebouw. Binnen drie weken kregen ze
antwoord: hun verzoek was afgewezen. In 1875 zat het de oud-katholieken in
Egmond eindelijk weer eens mee. In dat jaar stierf namelijk Maria Boutmij,
die haar vermogen, ter waarde van zo'n fl. 30.000,- naliet aan de parochie,
voor het bouwen van een nieuwe kerk. Kapelaan Spit reisde medio februari
1884 naar bisschop Rinkel voor het verkrijgen van een aanbevelingsbrief. Hij
ging bijna het hele land door en ontmoette nogal wat priesters, afkomstig uit
Egmond aan Zee:
Jacob Konijn te Aalsmeer,
Engelbertus Wijker te Amsterdam,
Mgr.Diependaal te Schiedam,
Gerardus Diependaal te Amsterdam,
Gerard Gul aartsbisschop te Utrecht.
De rondgang leverde kapelaan Spit fl. 22.993,50 op.
Midden in het dorp, werd van vier families grond gekocht. Daar bouwde men
de huidige neogotisch Oud-Katholieke kerk naar een ontwerp van Willem
Raman. Op 20 april 1885 legde pastoor van Greuningen de eerste steen.
De totale koopsom voor de grond was fl. 5.400,-.
De aannemer was Aris Keers voor fl. 67.490,-.
Hetmeerwerkwas fl. 2.545,-.
Hetbijwerkfl. 1.809,-.
Eindafrekening fl. 1.400,-.
De bouw verliep voorspoedig en op 12 mei 1886 werd de kerk rijkelijk van
wijwater en wierook voorzien door bisschop C. Rinkel die de volgende
woorden uitsprak:
Van nu af is dit gebouw onderscheiden van alle andere gebouwen, en worde
door ons niet dan met eerbied en ontzag aangezien en bezocht"De volgende
dag werd voor de eerste maal de mis opgedragen in het splinternieuwe
kerkgebouw. De schuilkerk en de pastorie aan de Zuiderstraat werden in het
openbaar geveild. De Rijksdienst der Domeinen wist er voor fl. 4.675,- beslag
op te leggen. De oude kerk in de Zuiderstraat heeft tot 1985 als postkantoor
dienst gedaan.
Geestgronden, 18 (2011), nr. 4
101