In de nacht van 24 op 25 december 1717 woedde een zware storm in Noord-
Holland. Toen de Egmonders de volgende dag gingen kijken schrokken ze
zich lam. De woeste zee had in de nacht de toren van de kerk ondermijnd
en er was nu een groot hol zichtbaar. Na deze gebeurtenis werd een
kustverdedigingswerk gemaakt van rijshout, maar op den duur mocht dat niet
baten. Vierentwintig jaar later, op 27 november 1741, werd de toren bijna in
zijn geheel door wind en water verwoest. In de daarop volgende jaren zou de
zee steeds meer land winnen op de Egmonders en vandaag de dag liggen de
resten van de oude Agneskerk in zee. Voor de protestantse gelovigen werd in
1746 op kosten van de staat een nieuwe kerk op de hoek van de Voorstraat en
de Trompstraat gebouwd. Deze kerk is nog steeds in gebruik.
Totdat in 1798 de volledige godsdienstvrijheid tot stand kwam, waren de
Egmondse oud-katholieken voor hun erediensten aangewezen op een grote
schuur, die was omgebouwd tot schuilkerk. In hetzelfde jaar waarin de
volledige godsdienstvrijheid werd uitgeroepen, werd Glasbergen de nieuwe
pastoor van de parochie. Ook kwam in 1798 de fraaie preekstoel naar Egmond
die in de huidige Oud-Katholieke kerk nog steeds te bewonderen is. Pastoor
Glasbergen trof in het vissersdorpje een vervallen schuilkerkje aan, dat des
te meer opviel door haar prachtige preekstoel. Men besloot een nieuwe kerk
te bouwen in de Zuiderstraat. De eerste steen voor dit nieuwe godshuis
werd op 10 juni 1801 door de 88-jarige Dirk Engelen Visbeen gelegd. De
herdenkingsteen die herinnert aan deze eerste steenlegging is overgeplaatst
van de kerk in de Zuiderstraat naar de huidige Oud-Katholieke kerk in de
Voorstraat. Daar is hij nu nog steeds te bewonderen.
Door geldgebrek wordt deze kerk in de Zuiderstraat een eenvoudig gebouw.
Het is de tijd van de Franse overheersing en de handelsbanden met Engeland,
waarin stadhouder Willem V van Oranje en Nassau zijn heil zocht, zijn
doorgesneden. De arme Egmondse vissers beproeven hun geluk en laten zich
in met de lucratieve smokkelarij. Pastoor Glasbergen profiteert ervan als geen
ander. Hij houdt er een soort geheim postkantoor op na. De bomschippers
nemen uit Engeland naast hun handelswaar ook de streng verboden poststukken
voor de oranjegezinden mee en geven die, na aankomst, bij meneer pastoor af.
Deze huurt dan een voerman met paarden en gaat spoorslags naar zijn broer in
Amsterdam, eveneens pastoor van beroep. Daar ligt de retourpost al op hem
te wachten. De pastoor wordt er rijk van. Als Glasbergen op 31 augustus 1861
zijn laatste adem uitblaast, gaat bijna al zijn geld naar het armenfonds. Tot
1840 is de kerk in de Zuiderstraat met haar 376 zitplaatsen ruim genoeg.
100
Geestgronden, 18 (2011), nr. 4