Geen 24 uur vroeger was 't volgende gebeurd: Ik reed met man en kinderen
per fiets bij eb vlak langs de zee van Egmond naar Bergen. Wij passeerden het
stilstaand vliegtuig verbonden door een stalenkabel met een circa honderd
meter verder staande auto. Geen waarschuwing over eventueel direct
opstijgen werd ons gegeven. Na enkele minuten rijdt de auto ons in razende
vaart achterop, en passeert mij rechts. De inzittenden schreeuwen en wenken:
"Op zij, op zij"Afstappen en omkijken, alles gebeurt in een oogwenk, ik
zie het vliegtuig rakelings over de rug van mijn man glijden die zich met
zijn fiets in zee had geworpen. De stalen kabel dringt mij naar de zee, raakt
verward in het spatbord van mijn voorwiel, dus van er over heen stappen is
geen sprake. Heftig fiets en kabel neerdrukkend met mijn voet gelukt het mij
én auto én vliegtuig te noodzaken te stoppen en valt het vliegtuig geen twee
meter van mij af met den kop in 't zand. Was deze manoeuvre niet gelukt dan
zou onherroepelijk een ernstig, zoo niet doodelijk ongeluk met mij of met
één der voor mij uitfietsende kinderen zijn geschied. Tot belooning werden
wij door de heerenü! vliegeniers op onbeschofte wijze uitgescholden, omdat,
volgens hen, de regeering het strand heeft beschikbaar gesteld voor hunne
oefeningen. Hebben wij badgasten dan geen recht op een veilig strand om
met onze kinderen te kunnen genieten van de mooie vacantiedagen?
Wanneer onze waarschuwing aan den burgemeester ter harte was genomen,
dan was dit ongeluk vermeden. Maar de zgn attractievan Egmond en
het belang der regeeringbij het beoefenen van deze sport wegen immers
zwaarder dan het verminkte lichaam van een ongelukken man! Hoogachtend,
E.M. Van Houten-Berg.'
Nou, dat liegt er niet om en mevrouw is duidelijk behoorlijk overstuur. Heel goed
voor te stellen, want het zal je maar gebeuren, een auto met een zweefvliegtuig
erachter die op jou, je man en je kinderen af komt racen. Ook de krant vond
deze brief naar meer smaken. Hoe zit het nu echt met die toestanden op het
strand? In verband met de ingezonden brief besluit de redactie een onderzoek
in te stellen in Egmond aan Zee. Een journalistiek artikel verschijnt in dezelfde
krant van 18 augustus 1932 met de volgende inhoud:
iUit het proces-verbaal is ons gebleken, dat de Woensdag getroffen man,
die slechts kort gehoord is en wiens toestand - de man brak een been en een
arm en bekwam inwendige kneuzingen - een lang verhoor niet toeliet, erkend
heeft, dat men hem gewaarschuwd had.
De burgemeester verzekerde ons geen reden te hebben aan de juistheid van de
lezing van inzendster te twijfelen. Den volgenden dag heeft hij de jongelui dan
136 Geestgronden, 18 (2011nr. 4