uit de zogenaamde kostpenningen. Deze penningen werden aan de kapitein
uitbetaald en dienden voor de aankoop van de voeding voor de bemanning.
Deze voeding was vastgelegd in door de Staten-Generaal opgestelde lijsten.
De kapitein kreeg hiervoor 6 a 7 stuivers per man per dag. Uit de praktijk
blijkt dat de kapiteins daar dik aan overhielden, zonder dat de bemanning
hieraan tekort kwam. Er zijn voorbeelden bekend dat een kapitein aan een
reis van 20 weken ca. 10.000 gulden overhield, een flink bedrag in die tijd.8)
Hoewel we dus niet weten hoe groot die erfenis was, vermoeden we dat,
gezien zijn levenswijze en het aanzien dat Jacob van Veen jr. genoot, deze
aanzienlijk moet zijn geweest.
Op zaterdag 10 augustus 1726, 's middags om vijf uur, verschenen de voogden
en Jacob van Veen voor de schepenen in de Nieuwe Doelen te Alkmaar om
rekening en verantwoording af te leggen. Jacob van Veen was meerderjarig
geworden en kon de erfenis van zijn ouders in ontvangst nemen. Niet lang
daarna, op 23 maart 1727, trouwde hij in Amsterdam met de vrouw waarmee
hij dan al enige tijd samenwoonde, Johanna Levulde van Santen. Uit dit
huwelijk worden zeven kinderen geboren. Drie jaar na zijn huwelijk, op 15
mei 1730, heeft Jonkheer Jacob van Veen een huis aan de Hofstraat OZ 15 in
Alkmaar gekocht. Hij kocht dit huis van Jan Bijwaard voor een bedrag van
2.400 gulden. Op zich was dit niets bijzonders want de in 1730 schepen van
Alkmaar geworden Jacob van Veen diende in deze stad te wonen. Toch was
er iets bijzonders aan dit huis. Ten eerste had in de 16e eeuw de beroemde
uitvinder en cartograaf Cornelis Drebbel (1572-1633) er in gewoond en
ten tweede had de vader van Jacob van Veen dit huis op 31 oktober 1695
gekocht om er met zijn gezin in te gaan wonen. Later, op 3 april 1713, was
het huis door Geertruyd Bontekoe, de weduwe van Jacob senior, verkocht
aan Jan Bijwaard. En zo, na 17 jaar, kocht Jacob van Veen zijn ouderlijk huis
weer terug om er zelf te gaan wonen. Na het overlijden van Jacob van Veen
is het huis nog twee jaar in handen geweest van Isaak van Truyen, waarna
Johanna Levulde van Zanten het op 24 januari 1755 terugkocht. Zij verkocht
het weer op 6 maart 1763. Op 5 juni 1808 werd het huis aangekocht door
de Joodse Gemeente die het als synagoge inrichtte. In 1826 en 1844 werd
het huis drastisch verbouwd; zo werd er onder andere een nieuwe voorgevel
aangebracht.
In Alkmaar, waar het gezin woonde, bekleedde Jonkheer Jacob van Veen tal
van belangrijke functies in het bestuur. Hij werd schepen in 1730, 1731,1736
en 1737. Op 17 december 1731 werd hij gekozen als lid van de vroedschap,
wat hij tot 1749 zou blijven. Op 5 juli 1739 werd hij door de vroedschap
genomineerd voor het ambt van schout. Hij bekleedde deze functie tot 24
Geestgronden, 18 (2011), nr. 4 123