hier door de Duitse bezetter afgebroken. De wijk Ouwe Helder verdween
praktisch geheel van de kaart. De bewoners kregen slechts 8 dagen de tijd de
boel te verlaten. Nieuwe woonvoorzieningen moesten voor deze getroffenen
worden geregeld. Naast deze enorme operatie waren er ook veel inwoners
die vertrokken uit Den Helder, of wilden vertrekken, vanwege het dreigende
oorlogsgeweld. Den Helder was natuurlijk een marinestad en daardoor van
strategisch belang. Diverse aanvallen en bombardementen vonden geregeld
plaats op de stad met alle gevolgen van dien. Kortom, er begon zich een
direct en acuut probleem af te tekenen voor wat betreft de groep mensen die
al snel de naam "Helderse Vluchtelingen" kreeg.
Huisvesting voor Helderse vluchtelingen
Een speciale Commissie voor de Helderse vluchtelingen werd in het leven
geroepen, en deze had als belangrijkste taak alle verdreven Heldenaren van
een woning te voorzien. In eerste instantie werden deze noodwoningen,
bijzonder eenvoudig en goedkoop gemaakt. Maar deze, vaak veredelde
kippenhokken, waren duidelijk een tijdelijke oplossing. Daarom werden er
plannen gesmeed die meer concreet van aard waren en zo werd een aantal
gemeenten in Noord Holland, in de zomer van 1941, met een brief benaderd
waarin het volgende stond te lezen: Zooals Uw college wellicht bekend
zal zijn, heeft de Commissie voor de Heldersche vluchtelingen mijn (de
algemeen gemachtigde voor den wederopbouw en voor de bouwnijverheid
medewerking verzocht om binnen zeer korten tijd te komen tot het stichten
van een aantal woningen ten behoeve van de Heldersche vluchtelingen. De
woningtoestand, immers, waarin deze vluchtelingen thans verkeeren, kan
zoo onmogelijk bestendigd worden. Na overleg met de Departementen van
Binnenlandse zaken en Financiën is thans besloten in de randgemeenten van
Den Helder een 1100 tal woningen te stichten. Deze woningen kunnen na den
terugkeer van normale omstandigheden door de gemeenten worden gebruikt
voor de huisvesting van personen, die thans nog in krotten wonen. Op deze
wijze is niet alleen de huisvesting van de Heldersche vluchtelingen, doch
ook de huisvesting in het algemeen gebaat.' En zo kreeg ook de gemeente
Egmond-Binnen op 12 augustus 1941 dit verzoek.
Uit het antwoord van de gemeente Egmond-Binnen blijkt dat zij zeer
veel belangstelling had voor de bouw van woningen voor Heldersche
vluchtelingen. Maar daarbij was heel belangrijk dat daarnaast en gelijktijdig
eveneens de bouw ter hand moest worden genomen van woningen, bestemd
voor de ingezetenen van de gemeente Egmond-Binnen zelf. Dit binnen het
kader van de krotopruiming die plaatsvond. Deze aangevraagde bouw was
Geestgronden, 18 (2011), nr. 2/3
55