De striemen staan op mijn benen, maar die voel ik niet. Ik kan maar aan één ding denken en dat is aan de bel. Ik moet en zal hem dit keer hebben. Als ik hijgend de kar van de melkboer bereik denk ik: Eindelijk ik ben de eerste! Ik kan een vreugdekreetje nog net onderdrukken en gelukkig maar. Ineens zie ik Joke. Zij komt achter de kar vandaan lopen met de bel in haar handen. Het is niet eerlijk, want Joke woont veel dichter bij het pad dan ik. Ik neem mij voor om voorlopig niet meer met Joke te spelen. Loop je met mij mee? vraagt Joke poeslief. "Oké", zeg ik nonchalant. Dit is mijn kans, misschien mag ik straks de bel ook wel vasthouden. Na een tijdje naast klingelende Joke te hebben gelopen vraag ik heel voorzichtig, terwijl ik een beetje voor haar ga lopen: "Joke, mag ik de bel nu alsjeblieft ook even vasthouden?"Nee," zegt ze. Het ergste vind ik die blik in haar ogen. Ik heb meteen een hekel aan haar, en ook aan haar vader en haar moeder en haar opa en oma en ook aan haar stomme zuster. Ik draai mij om en ren hard weg. Joke roept mij na dat ik de bel toch wel heel eventjes mag vasthouden, maar ik doe net of ik haar niet meer hoor. Ik wil niet dat zij ziet dat mijn ogen rood zijn. Bij ons huisje aangekomen, zegt mijn moeder dat ze Joke met mij samen heeft zien lopen met de bel. Mijn moeder vraagt hoe ik het nou vind om met de bel te mogen lopen. Ze neemt mijn probleem gelukkig heel serieus. Ik vertel dat Joke er net eerder was en dat ik de bel niet eens heb mogen vasthouden van haar. "Nou, dat is niet lief van Joke," zegt mijn moeder terwijl ze mij een beschuitje met gestampte muisjes geeft. Maar ik geef het niet op. De volgende dag ga ik het weer proberen, maar Conny zegt dat ik toch wel weer te laat zal zijn. De volgende ochtend sta ik al op het oliepad op de melkboer te wachten voordat de melkboer er is. Ik heb mijn regenpak en mijn kaplaarzen aan want het piest van de regen, maar dat kan mij niet schelen. Eindelijk ben ik nu eens echt de eerste en ik kan het haast niet geloven. Ik kijk om mij heen en zie dat er heel in de verte een jongetje komt aanrennen. Ik ben toch lekker de eerste, denk ik blij en ren de melkboer, die langs Koloniehuis Kerdijk aan komt rijden tegemoet. Als ik omkijk zie ik dat het jongetje alweer is weggelopen. Daar komt de knol aangesjokt, de wielen knarsen op het zand. Ik loop achter de kar aan tot de melkboer "Ho!" roept en het paard stopt. "Zo moissie, jij bent vroeg,zegt de melkboer en hij springt van de bok. "Carla of Conny?" vraagt hij, terwijl hij zijn pet een beetje op zijn hoofd naar achteren schuift."Carla," zeg ik trots. 35 Geestgronden, 18 (2011), nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2011 | | pagina 37