gehad. Ik niet, ik ben altijd net te laat. Als Conny de bel had bemachtigd, dan mocht ik wel met haar meelopen maar ik mocht de bel niet vasthouden. Dan moest ik zelf maar de eerste zijn had Conny gezegd. Hoe hard ik ook rende, de bel ging altijd aan mijn neus voorbij. Of door Conny of door een van de andere kinderen uit de huisjes. Ik lig dan ook, als mijn moeder haar jonge jenevertje inschenkt, nog steeds te piekeren hoe ik de meeste kans maak om de bel deze keer nou eens wel te bemachtigen. Morgenochtend zal ik zo hard gaan rennen als ik nog nooit in mijn hele leven heb gerend. Ja, zo zal ik het gaan doen. Afb. 21 Carla aan de pomp om water te halen in 1963, collectie fam. Westerbeek Wanneer ik wakker word en over de bedrand naar beneden in het bed van Conny kijk, zie ik dat Conny nog slaapt. Dat is al een concurrent minder. Maar hoor ik daar niet in de verte de bel al luiden? Snel trek ik een korte broek en een trui aan en ren wat ik kan, struikelend over de bramenstruiken. Geestgronden, 18 (2011), nr. 1 34

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2011 | | pagina 36