en wagen het Oliepad bij Koloniehuis Kerdijk oprijden. De melkboer is een
aardige man met een blozend gezicht en helblauwe vriendelijke ogen. Hij
draagt een grijze pet met een klep die altijd een beetje schuin op zijn hoofd
staat. De bruine knol die voor de kar is gespannen is groot en log en heeft
lange manen en een vieze paardenstaart. Achter het paard hangt een houten
kar met twee wielen. Een klep aan de achterkant zit met ijzeren beugels
vastgehaakt. Als de melkboer op de plek is aangekomen waar zijn klanten
altijd naar toe komen lopen, roept hij: "Ho!" en de knol stopt dan meteen.
De melkboer springt van de bok af en loopt op zijn houten klompen naar de
achterkant van de kar. Hij geeft met zijn grote vuist een klap onder de twee
beugels en dan valt de klep naar beneden.
Er staan verschillende metaalkleurige melkbussen op de kar. In de melkbus
hangt een grote lepel om de melk en karnemelk in de kannen van de klanten
te schenken.
De eieren liggen op kartonnen eierschalen, bruine en witte eieren en elk ei in
zijn eigen kleine knusse hokje.
Ook verkoopt de melkboer verse roomboter. Hij snijdt dan een stuk boter
van een groot blok af en legt dat op een doorzichtig krakend stuk papier.
Hij weegt de boter op een schaal, gewichtje erbij of een eraf. De boter ruikt
altijd zo lekker. Roomboter haalt mijn moeder alleen als het zaterdag is want
anders wordt het te duur, zegt ze. Wij hadden gevraagd waarom wij niet elke
dag lekker roomboter op brood kregen, het liefst met suiker. Achter op de kar
staat een houten kistje en in dat kistje zit 'de bel.' Het is een grote koperen
bel met een ring die boven op de bel is gemonteerd. Aan die ring houd je de
bel met twee handen vast want hij is loodzwaar.
Als de melkboer op het oliepad is aangekomen klingelt hij luid met de bel
om te laten horen dat hij er staat. Dan vliegen de deuren van de zomerhuisjes
open en rennen de kinderen naar buiten om als eerste de bel te bemachtigen.
Want wie het eerst bij de bel is, mag ermee door de duinen lopen. Langs
alle huisjes moet je dan lopen, om te laten horen dat de melkboer op hen
staat te wachten. Het is een hele eer om dit voor de melkboer te mogen doen
en iedereen vindt je dan 'stoer,' omdat zij dan weten dat jij die ochtend de
eerste bent geweest. De huisjes staan her en der door de duinen verspreid dus
voorlopig ben je wel even zoet. Als je bellend langsloopt, zie je gordijntjes
open gaan en mensen naar je zwaaien, om je te bedanken datje ze hebt laten
weten dat de melkboer staat te wachten. Het is heel dankbaar werk. Meer dan
een uur loop je met de zware bel. Lamme armen en handen krijg je ervan.
Tenminste, dat heb ik van Conny gehoord, zij heeft de bel al een paar keer
Geestgronden, 18 (2011), nr. 1 33