wij dan maar. Samen zitten wij in onze babydoll, een pofbroekje en een
bloesje met pofmouwen aan tafel. Mijn vader legt een streek krant uit Egmond
opengeslagen op de tafel en wij krijgen ieder een handje doppinda's.
Als mijn vader eerst, zoals gewoonlijk, het vel van de melk met een vork uit
het steelpannetje heeft gevist, wordt de warme chocolademelk ingeschonken.
Mijn moeder is ook aan de tafel gaan zitten om het kistje met naaigerei
opnieuw in te richten. Vanmiddag viel het naaikistje met een klap op de
grond toen zij de klep van de kast in de keuken had opengedaan. Alle klosjes
garen in verschillende kleurtjes waren door de kamer heen gerold. Het ergste
waren de naalden en de spelden geweest, want oppakken ging heel lastig
van het gladde zeil. Mijn moeder moppert op mijn vader en zegt dat hij de
klep niet goed heeft gesloten. Mijn vader weet van niets. Maar mijn vader
heeft altijd heel vindingrijke ideeën, hij is net Willy Wortel. Hij is zonder
iets te zeggen van zijn stoel opgestaan en naar het schuurtje gelopen. Met
een magneet aan een touwtje kwam hij terug. Met de magneet achter zich
aan is hij door de kamer gelopen en alle naalden en spelden vlogen tegen de
magneet aan, of zij wilden of niet. Wat een slimme vader hebben wij toch.
Op de transistorradio luisteren wij naar een spannend hoorspel terwijl wij
zitten te smikkelen van de pinda's. Op het oliestelletje staat de juspan met
draadjesvlees voor morgenavond al lekker te pruttelen.
Boven de eettafel hangt een gaslamp die gezellig sist. Maar ineens is het
aardedonker. Ik schrik mij wild, denk even dat ik blind ben geworden. Maar
aan de reactie om mij heen hoor ik gelukkig dat niemand meer iets ziet. Het
kousje van de gaslamp is gesprongen. Stuk. Op het moment dat het kousje
knapt, bonkt er net iemand in het hoorspel op een deur. Mijn moeder geeft een
gil en het naaikistje dat op mijn moeders schoot ligt valt met een klap op de
grond. Weer rollen alle klosjes garen door de kamer. Conny en ik giechelen.
Nu mogen wij vast wel met de magneet aan het draadje lopen en meteen
krijgen wij ruzie wie er het eerste mag. "Nico, het kousje van de lamp is
stuk!" roept mijn moeder en ze schuift haar stoel naar achteren.
"Ja, Annie ik zie het. Of liever gezegd, eigenlijk zie ik niets." Ik moet heel erg
lachen, al is dat natuurlijk van de spanning. Conny pakt mijn hand, ook zij is
bang en dat wij nu zo bang zijn is eigenlijk Elly's schuld.
Mijn ouders waren op een avond bij de familie Kampstra van het middelste
huis op koffie visite. Wij mochten een uurtje langer opblijven omdat het zo
warm was. Aan de tafel zaten wij naast elkaar te lezen in een boek dat wij van
Tante Gien hadden gekregen. Dik Trom, heette het boek. Het was prachtig.
30 Geestgronden, 18 (2011), nr. 1