Getroffen door het sfeerverhaal van de heer Siegers (Geestgronden nr. 4 van 2006) zond mevrouw Westerbeek-Sikkes het onderstaande verhaal dat ze uit haar eigen jeugd heeft opgetekend. Het speelt zich af in 1958 rond de huisjes in de duinen achter (toenmalig koloniehuis) Kerdijk. Daar bracht zij met haar tweelingzusje Conny en haar familie de zomer door. Het geeft een fantastische tijdsbeeld van het leven in de vakantiehuisjes rond de Egmonden. Carla Westerbeek-Sikkes DE BEL VAN DE MELKBOER "Conny en Carla binnenkomen, het is allang acht uur geweest!roept mijn moeder vanuit de deuropening van het huisje. Na het avondeten mogen wij altijd nog even buiten spelen, alleen de tijd gaat dan zo snel. Te snel. De buurkinderen van de huisjes uit ons dalletje mogen naar ons gevoel altijd veel later naar bed. Soms laten wij ons dan ook niet zien als wij als eerste worden binnengeroepen. "Doe maar niet of jullie doof zijn, want ik heb jullie net nog zien lopen,roept ze. Ik lig op mijn buik tussen de struiken en duw de takken van de struik voorzichtig opzij. Ik zie aan de uitdrukking op het gezicht van mijn moeder dat ze ons heeft gezien. "Te laat, ze heeft ons gezien,zeg ik. Maar Conny doet nog een poging zich te verstoppen. Wij komen overeind en slaan het zand van onze kleding af. Het is net zo spannend, vlagveroveren met de kinderen uit de andere huisjes. Het is jammer dat we moeten stoppen. Maar gelukkig is het wel altijd gezellig als wij het huisje binnenkomen. Uit de radio klinkt een gezellig muziekje en mijn vader fluit mee. "Voeten af stampen!" roept mijn moeder vanuit de kamer waar ze een sigaret zit te roken. Het steelpannetje met de warme chocolademelk staat al zachtjes te pruttelen op het oliestelletje in de keuken. Aan de chocolademelk kun je het zien als wij weer eens te laat zijn binnengekomen, want dan drijft er een dikke vel op. Mijn vader smult van zo'n vel. Hij strooit er een lepeltje suiker op en dan zien wij hem zichtbaar genieten. Conny en ik griezelen ervan. Wij worden al misselijk als er maar een heel dun velletje op onze chocolademelk drijft. Voordat mijn moeder ons helpt met wassen, worden eerst alle gordijnen voor de ramen in het keukentje zorgvuldig door ons gesloten, evenals het gordijn tussen het doorgeefgat in de keuken. Een van ons loopt dan naar buiten. "Zie je iets?" roept Conny terwijl ze in het keukentje staat. En pas als ik "nee" roep kan ik weer naar binnen komen. Conny schuift net zo lang met de gordijnen totdat er geen streepje licht meer vanuit de keuken is te zien. Niemand mag zien dat wij ons gaan wassen. Op vrijdagavond zijn wij Geestgronden, 18 (2011), nr. 1 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2011 | | pagina 29