Naast zijn werkzaamheden als burgemeester van Amsterdam had Witsen
ook nog voldoende tijd om zich bezig te houden met de kunsten en
wetenschappen. Zo had hij een aandeel in het ontwerp van de vesting
Naarden en in de plannen voor de verbetering van de zoetwatervoorziening
van de stad. Hij ondersteunde ook andere wetenschappers, zoals de
Gorkumse gebroeders Van der Heyden, uitvinders van de slangbrandspuit.
Zij droegen hun boek aan Witsen op, net als tientallen andere auteurs.
Witsen onderhield voorts contacten met enkele Duitse geleerden, zoals
Leibniz, maar ook met Antoni van Leeuwenhoek uit Delft.
Laatste levensjaren
Intriges in de vroedschap en de dood van zijn goede vriend Hudde in 1705,
deden Witsen besluiten zich terug te trekken uit de actieve politiek. Op andere
terreinen bleef Witsen wel druk bezig, zo blijkt uit het vermogen dat hij
belegde in allerlei zaken. De stad Amsterdam vergat hem niet. Zo kreeg hij in
1713 een gouden gedenkpenning van de stad bij de Vrede van Utrecht.
Zijn gezondheid liet Witsen na 1710 wat in de steek en na 1715 ging het
steeds slechter met hem. Hierdoor kon hij minder tijd doorbrengen op zijn
hofstede Tijdverdrijf bij Egmond aan den Hoef. Meestentijds verbleef hij op
Trompenburg aan de Amstel. Dit buiten had hij gekocht van Cornelis Tromp.
Trompenburg lag dicht bij Amsterdam en vergde niet zo'n ingewikkelde reis
als naar Egmond aan den Hoef.
Toen hij op 10 augustus 1717 in Amsterdam zijn laatste adem uitblies, beliep
zijn vermogen bijna één miljoen gulden. Maar dat was nog niet alles want
daarbij waren de vele geschenken en giften die hij had ontvangen als bestuurder
niet meegeteld. Zijn erfgenamen konden niet alleen op geld rekenen, maar
ook op delen van zijn enorme verzameling boeken en manuscripten. Andere
delen van zijn verzameling werden geveild en zullen ongetwijfeld veel geld
hebben opgebracht. Dat Witsen een belangrijk persoon was, blijkt ondermeer
uit het fictieve verhaal dat de tsaar van Rusland bij het sterfbed van Witsen
had gezeten.
Witsen werd begraven in de Slotkapel in Egmond aan den Hoef. Zijn weduwe
overleed 11 jaar later.
17
Geestgronden, 18 (2011), nr. 1