Wat doet het graf van een van de rijkste Amsterdammers ooit in een garderobe?
Goede vraag, maar ook een beetje een absurde. Toch ligt in de Slotkapel van Eg-
mond aan den Hoef onder de kledingrekken de grafkelder van Nicolaas Witsen.
Leon Bok
HET GRAF VAN NICOLAAS WITSEN
Inleiding
De familie Witsen behoorde in de 17de eeuw tot de machtige en invloedrijke
toplaag van de Amsterdamse elite. Cornelis Jan (1605-1669) had een
handelsbedrijf dat vooral met Rusland handelde. Cornelis was daarnaast
ondermeer raad van de admiraliteit van Amsterdam, burgemeester en schout
van die stad en een van de bewindvoerders van de West-Indische Compagnie.
Zoon Nicolaas bouwde het imperium van zijn vader nog verder uit en
onderscheidde zich daarnaast als wetenschapper en schrijver. Het vermogen
dat hij vergaarde, stelde hem in staat om allerlei onderzoek te doen.
Jonge levensjaren
Nicolaas Witsen werd geboren op 8 mei 1641 als derde zoon van Cornelis
Jan Witsen en Catharina Opsie. Het echtpaar kreeg later nog twee zoons. De
vijf kinderen zouden zich bijna allen weten te onderscheiden in hetzij het
politieke bestuur, het krijgsbedrijf of de wetenschappen. Of er nog andere
kinderen waren dan de vijf zoons is niet bekend. Witsen kreeg een gedegen
opleiding. Eerst aan de Latijnse school en daarna aan het Athenaeum Illustre
in Amsterdam. Al op 15-jarige leeftijd reisde Witsen met zijn vader naar
Engeland. In 1663 ging Witsen rechten studeren aan de Leidse universiteit,
waar hij zich ontwikkelde als arabist. Direct na zijn promotie, in 1664,
vertrok hij naar Rusland in het gevolg van de ambassade van Jacob Boreel. In
Rusland constateerde hij tot zijn verbazing dat niemand zich daar met kunst
of wetenschap bezighield. Zijn aantekeningen zou Witsen later gebruiken om
een boek te publiceren over Rusland. Na terugkomst in Nederland in 1665
maakte hij nog meer reizen door diverse delen van Europa. In 1669 overleed
zijn vader, waarna Witsen werd benoemd in de vroedschap van Amsterdam.
Het werd nu tijd voor meer serieuze zaken.
Schrijver/burgemeester
In 1671 publiceerde hij zijn eerste boek Aeloude en Hedendaegsche Scheeps
bouw en Bestier. De prenten in dit boek waren afkomstig van door Witsen
Geestgronden, 18 (2011), nr. 1
13