ging hij rechten studeren in Amsterdam, omdat hij advocaat wilde worden. Hij nam deel aan het studentenleven en werd tot lid van de Senaat gekozen. Ook was hij een graag geziene gast bij voorname katholieke families, waar hij als vriend des huizes regelmatig vertoefde. Hij was aan het eind van zijn studie, toen hij in 1882 tijdens een studentenbal de hele avond met een zelfde dame had gedanst. De volgende dag, wandelend langs de buitenkant van de stad, kwam hij een vriend tegen die hem vertelde dat de betreffende dame zou gaan intreden in het klooster. Diezelfde dag nam ook hij het besluit om Benedictijn te willen worden en in het klooster in te treden. Zijn voornemen besprak hij eerst met zijn vertrouwenspersoon, pater Henriet S.J. Vervolgens vroeg hij toestemming aan zijn ouders. Nog datzelfde jaar vertrok hij naar de Benedictijnen van Maredsous in België. Later ging hij naar de abdij van Seckau in Oostenrijk, waar hij zijn theologiestudie voltooide en in 1886 tot priester werd gewijd. Op 1 september droeg hij zijn eerste mis op in zijn geboorteplaats Hulst. Kort daarna werd hij uitgezonden naar Brazilië om missiewerk te gaan doen. Om gezondheidsredenen moest hij echter drie jaar later terugkeren naar Maredsous. Daar werd hij medeoprichter van de Revue Bénédictine. Voor dit tijdschrift schreef hij artikelen betreffende de Benedictijnen in de middeleeuwen en in het bijzonder de Abdij van Egmond. Voor het jaarboekje van Alberdingk Thijm schreef hij een 49 pagina's tellend artikel Kloostergebouwen in de middeleeuwen' Paus Leo de XIII haalde Dom Willibrord naar Rome en benoemde hem tot procurator van het Griekse College, waar Griekse studenten tot priester werden opgeleid. Hierdoor kreeg hij het voorrecht om zelf de mis volgens de Griekse ritus te mogen opdragen. Om die reden zijn ook afbeeldingen te vinden van Dom Willibrord met de kleding van een Grieks priester. Willibrord sprak 12 talen en werd mede vanwege die kennis geraadpleegd voor correspondentie door het Vaticaan. Vooral Nederlanders, die in Rome kwamen, konden op hem rekenen. Dat gold ook voor de arme Romeinse weeskinderen voor wie hij een soort tweede vader was. De zeer veelzijdige en geliefde Dom Willibrord, die zich ook vanuit Rome bleef inzetten voor de Abdij van Egmond, overleed op 20 maart 1906 op 49 jarige leeftijd. De aankoop van de grond voor de herbouw van de abdij heeft hij mogen meemaken. De bouw zou pas vele jaren later beginnen. Zijn werk als Benedictijn voor de herbouw van de abdij werd overgenomen door Dom Geestgronden, 17 (2010), nr. 4 111

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2010 | | pagina 7