De beschikbare literatuur over de abdij van Egmond heeft veelal betrekking op
onderzoek naar de abdij die in 1573 is verwoest en het ontstaan van hetgeen er
voor die tijd geweest moet zijn. De geschiedenis van de totstandkoming van de
abdij van Egmond, zoals wij die nu kennen, is minder bekend. Daarom hebben de
schrijvers van onderstaand artikel zich juist gericht op deze jongste geschiedenis.
Zij hebben over dit onderwerp een aantal presentaties gegeven en willen ook de
lezers van Geestgronden deelgenoot maken van dit stuk interessante geschiede
nis.
Karei Hennekens en Ton Brugman
DE TOTSTANDKOMING VAN DE NIEUWE ABDIJ VAN EGMOND
Inleiding
Als liefhebbers van het behoud van het religieus erfgoed in Kennemerland
hielden de volgende vragen betreffende de nieuwe abdij ons ondermeer
bezig.
Aan het eind van de Abdijlaan in Egmond-Binnen treft u nu een protestantse
kerkje aan.
Waar heeft dan de vroegere abdij met de abdijkerk, die in 1573 door de
Geuzen grotendeels gesloopt werd, gestaan?
Welke personen hebben er in belangrijke mate aan bijgedragen dat deze
nieuwe abdij er in 1935 is gekomen?
Is er gebruik gemaakt van de ideeën tot reconstructie van de abdij zoals
weergegeven in het boek: 'De abdij van St. Adelbert te Egmond geschreven
door Mgr. Dr. A.H.L. Hensen, Jan Stuyt en G.Th.M. van den Bosch?
Waarom is er pas in het jaar 2008 aandacht besteed aan het feit dat de Graven
van Holland, die de abdij hebben gesticht, daar ooit begraven zijn?
Bij het Nederlands Architectuur Instituut (NAI) in Rotterdam vonden we in
de archieven meer dan 100 tekeningen van architect Jan Stuyt betreffende
deze abdij. Waarom heeft hij de abdij niet mogen bouwen? was dan ook onze
volgende vraag. Het antwoord vonden wij na maanden studie in de archieven
van de abdij zelf en in de literatuur over dit onderwerp.
Op al deze vragen hopen wij in dit artikel antwoord te geven.
Het protestantse kerkje
Het kerkje in Egmond-Binnen, dat ligt in het verlengde van de Abdijlaan,
is het hier bedoelde protestantse kerkje. Het staat inderdaad precies op de
Geestgronden, 17 (2010), nr. 4
107