door de voordeur naar binnen ging was er aan de rechterzijde een deur die
uitkwam in de salon of jachtkamer. Vanuit deze jachtkamer leidden twee
deuren in de achterwand naar respectievelijk een slaapkamer met twee kasten
en een slaapkamer met een wastafel. In de jachtkamer nuttigden de jagers
een hapje en een drankje en later een jachtmaaltijd. Na de maaltijd konden
de heren jagers zich terugtrekken in de slaapkamers. De jachtopziener en zijn
gezin gebruikte het linkergedeelte van het huis. Dit gedeelte bestond uit een
woonkeuken, die van buitenaf te bereiken was via een aangebouwd portaal,
en een slaapkamer (na de verbouwing van 1934 werd dit de woonkamer).
Vanuit de woonkeuken kon men via de gang en een trapje naar beneden een
kelderkast bereiken die dienst deed als provisiekast. Een portaaltje daarnaast
gaf toegang tot de trap naar de zolderverdieping. Op deze zolder was een
bergkamer en een grote ruimte waarin een bedstede van 1.95 bij 1.35 m.
stond. Door deze bouwwijze werden de heren jagers niet gestoord in hun
bezigheden door de familie van de jachtopziener. Ook mochten deze laatsten
de kamers van de heren tijdens hun afwezigheid niet gebruiken.
In 1934, nadat de PWN het gebied in zijn bezit had gekregen werd het
huis verbouwd. De pachter uit de periode na 1934, de heer Blom, heeft
langzamerhand de nodige luxe in het Jachthuis ingebracht. Zo kwam er een
telefoonaansluiting en werd het kolenfornuis vervangen door een elektrisch
Afb. 2 Jan Diemeer en Maria Aardenburg, collectie G. Bommer-Diemeer
Geestgronden, 17 (2010), nr. 3
73