Binnen enkele minuten waren niet alleen de levensmiddelen verdwenen, doch ook het voer voor het paard en de broodjes die de bewakers voor zich persoon lijk hadden gekregen en stevig onder hun arm droegen. [s Avonds arriveerde het bewakingsdetachement op Drakenburgerg hongerig, zonder iets te eten te hebben meegebracht en meer huilend dan blij. De overige verpleegden gaven zo hun mening te kennen over de bewakers van hun voedsel. Wij zonden nu één der portiers naar Zaandam om nog eens te proberen bij de fabrieken iets los te krijgen. Na enige dagen kwam hij terug met de bood schap dat wij nog iets konden halen, maar of wij nu willen zorgen dat het ook op Drakenburg komt. Met veel moeite lukt het een vrachtauto te krijgen en (o, wondernu werd ik alleen benoemd als bewaker, waarschijnlijk omdat ik bij het eerste transport kritiek had gehad op de regeling ervan. Voor ik op weg ging, sneed ik mij uit het bos een flinke eiken knuppel. Zoiets is in sommige gevallen wel een doorslaand argument. Toen wij op de heen weg voor de IJ-pont op onze beurt stonden te wachten smeekten opgeschoten jongens ons om een boterham. Wij hadden zelf niets maar toen wij deze hol ogige kinderen zagen, was het toch wel duidelijk dat het niet lang meer kon. In Zaandam kregen wij weer enige mudden aardappelen, een flink aantal rode kolen, wat stukken vet, wat uien en voor mijzelf kreeg ik een warm maal en een flesje jenever. Voor wij met de pont het Noordzeekanaal zouden oversteken vroeg ik de chauffeur eerst even benzine te laden, wat in dit geval wilde zeggen zijn ka chel vol te stoppen met houtblokken, want hij reed op houtgas. Als wij aan de overkant zouden moeten stoppen waren wij onze lading onherroepelijk kwijt. Wij wisten het zo te regelen dat wij het eerste op de pont waren, dus er ook het eerste weer afkonden rijden. Ik zei de chauffeur in geen geval aan de andere kant te stoppen en om, wat er ook gebeurde, door te rijden. Zelfs al zou men voor de auto gaan staan. Wij hadden de lading afgedekt met een zeil, zodat men niet direct kon zien wat wij bij ons hadden. Op de pont liepen enige lieden die gaarne wilden weten wat de verschillende voertuigen voor lading bij zich hadden. Waarschijnlijk gaven zij dit door naar de overkant en maakte men zich daar dan klaar voor de bestorming. Ik troonde echter met mijn knuppel als een dondergod boven op de lading en toen wij aan de andere kant van het kanaal waren, gaf de chauffeur vol gas. Hoewel er nog een aantal hongerige mensen uit de portieken stroomden, kwamen wij er gelukkig doorheen en kon ik mijn rug laten drogen, want ik transpireerde van spanning of wellicht eerder van angst. Daar wij het elke dag zo druk hadden met de brandstofvoorziening werd de aandacht wat afgeleid van de verliezen die wij leden onder de verpleegden. Geestgronden, 17 (2010), nr. 1/2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2010 | | pagina 62