Afb. 21Hotel de Wageningsche Berg
In "De Wageningse Bergwerden ondergebracht de Directeur, alle valide
verpleegden en het grootste deel van het personeel; in de Belvedère alle
invaliden, een aantal van de oudste echtparen, de Zusters, de zieken en de
Adjunct-Directeur. En zo reden dus vrachtauto[s en bussen weer voor.
Dat wij niettegenstaande alle narigheid, toch nog konden lachen moge uit
het volgende blijken:
Er was een weduwe, die hoewel zij bijna niet kon lopen, één brok vrolijkheid
was. Er was geen sprake van dat zij in de bus kon stappen, dus gaat o.g. in
de bus staan en zegt tegen moeder B: Sla nu je armen maar om mijn hals
dan zal ik je wel in de bus tillen." Nu was zij niet één van de lichtste, maar
het was mij een raadsel waarom ik haar niet kon optillen en moeder B. maar
lachen Zo zelfs dat zij mij losliet en schaterend in de armen van omstanders
rolde. "Mijnheer"zei ze "U bent bezig die bus van de grond te tillen want
ik heb steeds met mijn tenen onder de treeplank van de bus vast gezeten." Zij
maar lachen en ik bijna een gebroken rug. Maar zij kwam in de bus en met
haar alle anderen en zo hebben wij onze nieuwe hotels betrokken. Weer was
het stuwen en scheuren om alles op te bergen maar na een week was er van
de verhuizing niet veel meer te zien. De verpleegden waren op verkenning uit
geweest, hadden de Betuwe ontdekt en wij leefden maar weer verder met de
vraag: "Wat zal het volgende station worden?"
Geestgronden, 17 (2010), nr. 1/2 39