Vanaf 1615 gaan de Staten van Holland een eigen stelsel van vuurbakens
onderhouden. Het vuur flakkert in de winter van de donkere avond tot de
morgen (afb. 2) In 1668, en mogelijk al eerder, is sprake van 'twee vuyren
nevens den anderenen nog een derde vuur. Vuurtorensdoor Romke van der
Veen en zie atb. 3) Zo'n dubbel vuur hebben alleen Egmond en Terschelling,
opdat de zeeman precies weet waar hij is. De primitieve torens bieden weinig
beschutting aan de mannen die het vuur van september tot april bij donker
brandend moeten zien te houden, ook bij slecht weer en zonder dat de toren
zelf in de brand vliegt. De bakenstokers gebruiken dan al steenkool, die
betere vlammen geeft, maar ook veel roet en rook. Tonnen steenkool gaan er
doorheen. Het is zwaar en vuil werk dat de mannen doen en reken maar dat
er commentaar is, wanneer er iets niet goed gaat.
Waren er één, twee of drie vuurbakens bij Egmond?
Dit verdient nader onderzoek want de informatie hierover is verwarrend
en stemt niet altijd overeen met het bovenstaande. In 1741 schrijft Gijsbert
Boomkamp in 'De tegenwoordige Toestand van Egmond aan Zee': Men heeft
hier ook 2 Vuurbakens, zynde ieder met een Koolschuur daar by, voorzien;
waarvan het Noordelykste, 't welk 24 voet hoog is, en op een Duin van vry
meerder hoogte staat, niet zonder gevaar van vallen is: het ander staat West-
Zuid-Westen van den Tooren, diep in duin, hier op moet alle nagten van den
eersten Septemb. tot den eersten April gevuurt worden, waartoe een Oppasser
of Vuurboeter is.(het lijkt erop dat Boomkamp een plek aanwijst die in zee
ligt, maar hij bedoelt waarschijnlijk het Torensduin of omgeving) De "Tooren'
is de grote kerktoren die dan al half is ingestort. In 1767 bouwt de Alkmaarse
aannemer Jan Stuyt een moderne stenen vuurbaak. Omstreeks 1797 beschrijft
de Engelse admiraal Knight bij zijn nieuwe zeekaart drie vuurbakens bij
Egmond, waarvan er één een stompe vierkanten stenen toren is.
De bakens zijn op het laatst bouwvallig en aan vervanging toe. Maar in die
tijd is Egmond extreem arm en de overheid talmt. Er moet eerst weer iets
ernstigs gebeuren. Op 16 januari 1827 strandt het marineschip de Wassenaar
op zeven kilometer benoorden Egmond. Drieëntwintig marinemannen
verdrinken en dat doet de roep om nieuwe bakens weer toenemen. De marine
neemt maatregelen en organiseert in die jaren zowel de loodsdienst als de
kustverlichting. Door de vertraging bij de bouw van nieuwe torens, moet het
contract van de vuurstokers nog worden verlengd.
96
Geestgronden, 16 (2009), nr. 4