een stuk moeilijker, want een torenwachter is kwetsbaar. Criminelen weten
dat zij wellicht door hem zijn gezien, dus vraag de Jong er niet naar. Hij zal
er nooit iets over zeggen, maar als er op het strand een partij hasj aanspoelt,
verbaast het hem niets.
Niet stiekem naar boven
Laten we niet vergeten dat er dan nog elke avond en elke nacht een man op
wacht zit in de toren. Er zijn vaste torenwachters en invalkrachten (zie het
andere artikel in deze uitgave en de lijst van torenwachters). Sommigen met
een achtergrond op zee en ieder met een andere werkopvatting. Wat hij elke
lichtwachter voor houdt is: "Je weet dat ik niet stiekem boven kom". De
Jong trekt beneden in de toren altijd de deur hard achter zich dicht en maakt
flink wat leven voordat hij in het wachthuis komt. Hij gaat ervan uit dat de
torenwachter niet zit te slapen, maar hij moet er ook niet aan denken dat hij
iemand moet ontslaan omdat dat per ongeluk wel gebeurt. Hij weet zelf al te
goed wat het betekent om op sokken beslopen te worden. Vroeger was het:
één keer gesnapt en je was weg, maar dat gaat hem te ver.
Een nieuw tijdperk
In de jaren zestig is er nog regelmatig wat loos met de scheepvaart bij
Egmond, maar alles verandert. Als in 1968 het Griekse vrachtschip Amalia
om de Zuid in brand staat en vast loopt op de derde bank, zijn er betere
radioverbindingen. Alle reddingboten uit de omgeving liggen in zee en de
wipperploeg vervoert schepelingen. Maar de meeste mannen worden van het
schip gehaald met een marine helikopter. Er is definitief een ander tijdperk
aangebroken. Er komt radar bij de grote kustwachtposten en schepen hebben
steeds meer apparatuur aan boord.
De laatste grote schipbreuk in de buurt van Egmond is het vrachtschip
Wan Chun, dat in 1976 in slecht weer strandt bij Bakkum. Jaap belt zelf de
wipperploeg die gretig de redders van Wijk aan Zee te hulp schiet bij het
maken van verbinding en het aan land halen van de bemanning. Het is de
laatste reddingsactie met een groot schip, maar er blijven mensenlevens op
het spel staan. Af en toe raakt er een kotter uit de koers, en de pleziervaart
neemt sterk toe. Die gasten hebben lang niet altijd hun zaakjes op orde of ze
nemen onverantwoorde risico's. Een keer komt de Jong thuis, mopperend
over een catamaran die aan het zeilen was met harde wind en hoge golven.
Bleek het zijn jongste dochter met een vriend. Ze konden het wél.
130
Geestgronden, 16 (2009), nr. 4