Toos Blom over vuurtorenwachter Jan van der Plas Van der Plas is een echte torenwachters familie. Van 1834 tot 1911 zien we die naam steeds opduiken. Van Jan van der Plas die rond 1900 torenwachter is, be staat een aardige beschrijving uit die tijd dankzij de schrijfster Toos Blom. Zij is dan met haar zus Tine kind aan huis bij hem en zijn vrouw Agie Zwart, want hun kindermeisje, Trijn van der Plas, is de zuster van de torenwachter. Toos Blom weet de Egmondse sfeer goed te treffen en ook het dialect. Ze beschrijft hun knusse huisje met de bedstee, de blauw gebogen horretjes voor de ramen, stenen hondjes op de schoorsteen en gedroogde scharretjes aan een spijker. De tabaks pot van ome Jan op een muurplankje boven zijn rieten stoel. Tante Agie, (Agie Peet), in haar zwarte rokken en boezel, op muiltjes en met een kanten bazuintje op. Achter de donker geteerde piepende poort, het tointje, het bleekveldje en de regenput. De plee naast het washok waar ome Jan in een emmer roert: lekkere slobber voor de varrekes"Hij heeft het ook over z'n denkbeeldige êzeltjc. Met zijn schippersbaardje en pokdalige gezicht heet hij in het dorp mottige Jan'. Hij maakt olsters (klompen) in zijn werkplaats. Toos Blom is vaak mee geweest; 'op de toren niet het rode licht dat de vissers van de Doggersbank de weg naar huis moet wijzen'. Er hangt volgens Toos altijd een typische geur. want tegen over de ingang staan vaten peterolie, voor de grote koperen lamp boven in de lantaarn. Ze beschrijft hoe ze steeds hoger klimmen. "Dan komt het portaal met de kooien, dat zijn twee bedden boven elkaar in de muur met grappige rood en zwart gebloemde en gestikte dekens. (...)Het kantoortje van ome Jan waar het telegraaftoestel staat en waar het vlaggenboek bewaard wordt en de kist met seinvlaggenHet verhaal eindigt thuis op een stormachtige namiddag en hier nemen we de vrijheid om met wat hulp het Derps nog wat authentieker te maken. "Komt er Stermvraagt Tine aan ome Jan. "Wel néén 't maadje! Op z'n öögst een orkaen. De stermbal angt de êle dag al oit." "t zei een zwere nacht worre," zaan tante Agie. Train: "Ze zegge dat 't skoim over 't Pompplain vliegt. Mot je van de nacht weg Jan? Engel komt binnen:" Jooi, 't water staat tot an de Werf en je ken niks zien van 't stoive van 't zangt, dat zei me 'n naggie worre, mense!" Ome Jan die bezig is zijn duffel onder zijn baardje vast te knopen knikt: "Netzon nacht, as zes jaar elêde toen de Menno vergaan is. Now, Agie.." Hij slingert zijn stikkezakkie over zijn schouder, haakt het emaillen koffiekroikie aan zijn pink en tante Agie krijgt een zoen. Jan van der Plas gaat naar de toren. 100 Geestgronden, 16 (2009), nr. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2009 | | pagina 10