als Rinneghem gespeld. De naam zou verwijzen naar een woning (heim, hem) van ene Rinno. Ook wordt wel gedacht dat hier de Rijn uitmondde. In de tijd dat Rinnegom door Dirk II aan het klooster werd geschonken woonden er in Rinnegom hoofdzakelijk horigen. De horigen bewerkten het land van de grondbezitter en kregen daar een jaargeld voor of werden in natura betaald. Ze waren niet vrij om Rinnegom te verlaten en konden alleen bij uitzondering en met toestemming van hun heer (tot ong. 1300 de abt van het klooster) zich buiten de grenzen van het grondgebied begeven. Deden ze dit toch, dan stonden daar strenge straffen op. Na hun overlijden vervielen alle bezittingen van de horige aan het klooster. Bovendien hadden ze de verplichting om voor hun heer diensten te verlenen zoals krijgsdienst (ze moesten jaarlijks drie dagen beschikbaar zijn om voor hun heer te strijden) en wagendienst. Daarnaast woonden er ook vrijen in Rinnegom. Vrijen hadden geen verplichting aan een heer of abt en waren vrij om te gaan en te staan waar ze wilden. Het waren in het algemeen ambachtslieden die een vak uitoefenden zoals smid, wever enz. Ze hadden vaak een stukje grond waarop hun huis stond en waarop ze hun eigen voedsel verbouwden in pacht van het klooster en betaalden daar een huur voor in de vorm van natura. Over het aantal horigen en vrijen dat er in Rinnegom woonde in het begin van de 11 -de eeuw valt niet veel te zeggen, maar in het algemeen woonden er in zo'n gemeenschap meer horigen dan vrijen. In de loop van de 12-de eeuw verdwijnt dit systeem langzaamaan. In de 13-de eeuw worden de horigen ministrialen of dienstlieden genoemd. Ze zijn keurmedig dat wil zeggen dat na hun overlijden de heer, in dit geval het klooster, het recht heeft om het beste stuk roerend goed uit de nalatenschap op te eisen, bijvoorbeeld een koe. De rest van de nalatenschap werd nagelaten aan de nabestaanden. Dit systeem werd als een grote verbetering ervaren door de bewonders van Rinnegom. Maar ook in dit systeem komt verandering. Er bestaan verschillende oorkonden waarin mensen uit deze keurmedigheid werden ontslagen. De keurmedigen van Rinnegom In 1264 worden alle keurmedigen van Rinnegom (van de Galenvoorde tot Wimmenum) bevrijd van hun verplichtingen. Dit gebeurt in een oorkonde van 23 juni 1264 tegen betaling van 50 koeien die de abdij mocht uitkiezen. In een bijlage worden alle betrokken personen met name genoemd. Deze lijst is geschreven op een lege bladzijde van het Evangeliarium van Egmond. Er komen in totaal 201 verschillende personen op voor. We kunnen vermoeden Geestgronden, 16 (2009), nr. 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2009 | | pagina 9