Os, die prachtig voorleest uit 'Het Slot op den Hoef' geschreven door
onderwijzer C. Johan Kieviet in 1896. Voor de kleine Jos gaat een wereld
open. Meester van Os heeft voor iedere persoon in het boek zijn eigen stem
zoals voor de dappere jonge jager Jan van 't Rief met zijn hond Snel. Jan is
in dienst van de edele heer Wouter van Egmont ofwel 'Kwade Wouter', die
omstreeks 1200 werkelijk op het slot heeft gewoond en die oorlog voerde
met de graaf van Loon. Ook met de abdij was de verhouding bijzonder
slecht. Jos Hof is geraakt door het spannende verhaal. De fundamenten
waar hij wel eens speelt beginnen voor hem als het ware te leven en vanaf
die tijd knipt hij alles uit de krant wat hierover gaat.
Gewoon aan het werk
In 1961 krijgt Jos van zijn moeder het boekje 'Egmond's heden en verle
den' van pater A. Beekman van de abdij. De belangstelling van Jos wordt
dan breder. Hij leest over de abdij die een rentmeester aanstelde, waardoor
later het kasteel is ontstaan en van de stichting van het vissersdorp Egmond
aan Zee vanuit de abdij. Er staat een lijstje in van de eerste graven van het
Hollandse Huis en met dit soort genealogische schema's zal hij de rest van
zijn leven bezig blijven. In de jaren na de lagere school gaat al zijn zakgeld
op aan boeken over de historie en later ook andere spullen zoals oude gra
vures. De geschreven bronnen blijken haast onuitputtelijk te zijn en gestaag
groeit zijn eigen archief en zijn kennis. In 1973 is Jos aanwezig bij de pre
sentatie van het boek over de abdij van Egmond door zijn achterneef de
historicus pater J. Hof. Zelf geschiedenis studeren was destijds geen optie.
Na een paar jaar voortgezet onderwijs gaat hij gewoon aan het werk en dat
doet hij nog altijd. Sinds 1978 is hij expeditiemedewerker bij het NHD.
De rijke periode van het slot
Jos vindt de term slotruïne verkeerd omdat er in feite geen ruïne is en heeft
het dus altijd over de fundamenten. Voordat hij daar met een groep naar toe
gaat, laat hij eerst het schaalmodel zien dat hij in 1978 al heeft vervaardigd.
Dat is tien jaar voordat Arnold Burger zijn boek schrijft over de bouwge
schiedenis van het kasteel. Hij moet het dus hebben van eigen waarneming
en het onderzoek van dr. J.G.N. Renaud tijdens de opgravingen in
1933/1934. Hij heeft ook goed gekeken naar de vier prenten van Roeland
Roghman, een vriend van Rcmbrandt die de ruïnes mooi en nauwgezet
heeft afgebeeld bij een bezoek in 1645. Van veel andere tekeningen is het
waarheidsgehalte minder zeker. Jos zou met de kennis van 2008 maar wei-
Geestgronden, 15 (2008), nr. 4
117