30 september 1947
Zoals beschreven had ik het in Indië, mede dankzij de ontmoetingen met
oude bekenden, best naar maar zin, tot de voor mij fatale dag van 30 sep
tember 1947. Het staat in mijn geheugen gegrift en ik kan het mij herinne
ren als de dag van gisteren. Ik werd 's middags om 13:00 uur bij mijn com
mandant ontboden. Ik moest gaan zitten en hij vroeg of ik ook thee wilde
hebben. Hij bleef zelf wat rondlopen, waardoor ik een vreemd gevoel
kreeg. Een gevoel dat ik niet kon beschrijven. Toen vroeg hij mij of ik een
broer hier op Java had. Ik antwoordde hem dat dit inderdaad het geval was.
Mijn commandant vervolgde en zei dat hij een naar bericht voor mij had. Ik
vroeg hem het mij maar gelijk te vertellen.
Was Gert gewond of was hij gesneuveld? Hij zei "gesneuveld". De wereld
stortte toen voor mij ineen. Ik verborg mijn gezicht in mijn gevechtspet en
barste in snikken uit. Hij wist ook niet meer wat hij zeggen moest. Ik had
mij als militair een heel grote jongen gevoeld en had al heel wat meege
maakt, maar toen voelde ik mij heel erg klein enbovenal erg alleen.
Ik vroeg of ik naar mijn kamer mocht gaan. Hierop zei hij mij bij mijn
schouder nemend: "natuurlijk jongen ga maar". Dit deed mij toch wel heel
goed. Later bleek wel wat een fijne kerel deze commandant was. Terug op
mijn kamer, huilend natuurlijk, waren mijn maten natuurlijk stomverbaasd.
Dit konden zij zich van mij niet voorstellen, maar toen ik hun de reden van
mijn verdriet vertelde kwam de kameraadschap in oorlogstijd naar voren.
Dit is niet te beschrijven. Ik moest dit natuurlijk wel even verwerken. De
volgende dag ben ik naar mijn commandant gegaan om te vragen of het
mogelijk was dat ik naar Semarang kon gaan.
Er was helemaal geen bezwaar tegen. Er werd direct vervoer geregeld en er
werd een brief geschreven waarin werd gevraagd werd of iedere plaatselij
ke commandant legering en voeding wilde verstrekken en indien mogelijk
ook voor verder vervoer wilde zorgen. Zo geschreven lijkt dit zo gemakke
lijk maar dat was echt niet zo. De volgende morgen al vroeg brachten een
wagen met chauffeur en vier man bewaking mij via Bandoeng naar
Cheribon. Een kustplaats aan de Javazee, een rit minstens 150 km over
slechte wegen. We kwamen pas laat aan. In Cheribon was een kleine werk
plaats van ons met een voor mij bekende commandant dus het gevraagde
werd snel geregeld en ook voor de mannen die bij mij waren. Zij moesten
ook slapen en zouden de volgende morgen weer terugkeren naar
Poerwakarta. De volgende morgen werd daar weer vervoer geregeld met
bewaking en zo ging ik verder langs de kust om via Tegal en Pemalang,
40
Geestgronden, (2007), themanummer